Vergeten door Iedereen: Het Verhaal van Oma’s Laatste Wil
‘Waarom bel je nooit meer, Marijke?’ De stem van mijn moeder kraakte door de telefoon, haar woorden zwaar van teleurstelling. Ik stond in de keuken, mijn hand trillend om het apparaat. Buiten regende het zachtjes tegen het raam, een typisch Nederlandse herfstdag. ‘Mam, ik heb het druk. De kinderen, werk… je weet hoe het gaat.’ Mijn excuus klonk hol, zelfs voor mezelf.
Ik hoorde haar ademhaling aan de andere kant. ‘Vroeger kwamen jullie elke zondag. Nu hoor ik soms weken niets.’
‘Ik weet het, mam. Sorry.’
Die avond bleef haar stem in mijn hoofd galmen. Mijn man, Pieter, zat op de bank voetbal te kijken. ‘Ze wordt gewoon oud, Marijke. Je kunt niet alles oplossen.’ Maar ik voelde me schuldig. Mijn moeder, Anna van Dijk, was altijd het hart van onze familie geweest. Haar huis in Amersfoort was jarenlang het middelpunt van verjaardagen, Sinterklaasavonden en eindeloze kopjes thee met stroopwafels.
Maar sinds papa was overleden, was alles veranderd. Mijn broer Erik was verhuisd naar Groningen voor zijn werk bij de universiteit. Mijn zusje Linda had haar handen vol aan haar tweeling en haar scheiding. En ik… ik had mezelf wijs gemaakt dat mijn drukke leven een geldig excuus was om niet vaker langs te gaan.
De weken verstreken. Soms stuurde ik een appje: ‘Alles goed?’ Meestal kreeg ik een kort antwoord terug: ‘Ja hoor.’ Maar ik wist dat het niet waar was.
Op een koude novemberochtend werd ik gebeld door de buurvrouw van mijn moeder, mevrouw Jansen. ‘Marijke, ik maak me zorgen om Anna. Ze doet de deur niet open en haar gordijnen zijn al dagen dicht.’
Mijn hart sloeg over. Ik sprong in de auto en reed zo snel als ik kon naar Amersfoort. Het huis rook muf toen ik binnenkwam. In de woonkamer vond ik haar, ineengedoken op de bank onder een dunne deken. Haar gezicht was bleek, haar ogen dof.
‘Mam!’ riep ik, tranen prikten achter mijn ogen.
Ze keek op en glimlachte zwakjes. ‘Ach meisje… daar ben je dan toch.’
De huisarts kwam langs en zei dat ze verzwakt was, maar geen directe medische noodzaak zag voor opname. ‘Ze heeft gezelschap nodig,’ zei hij zacht tegen mij in de gang. ‘Eenzaamheid doet rare dingen met mensen.’
Ik bleef die nacht bij haar slapen. We praatten weinig; de stilte tussen ons voelde zwaar en vol onuitgesproken woorden.
De dagen daarna probeerde ik vaker te komen. Maar het leven haalde me weer in: deadlines op werk, een ziek kind thuis, Pieter die klaagde dat hij alles alleen moest doen.
Op een dag vond ik op haar keukentafel een envelop met mijn naam erop. Haar handschrift was bibberig.
‘Lieve Marijke,
Als je dit leest, ben ik er misschien niet meer. Ik wil dat je weet dat ik altijd van jullie heb gehouden, ook als jullie er niet waren. Ik begrijp dat het leven druk is. Maar soms voelde ik me zo alleen dat het pijn deed.
Ik heb mijn testament aangepast. Niet uit wrok, maar omdat ik hoop dat jullie elkaar weer vinden als familie.
Liefs,
Mama’
Mijn handen trilden toen ik het las. Ik belde Erik en Linda meteen.
‘Hebben jullie ook zo’n brief gehad?’ vroeg ik.
Erik zuchtte aan de andere kant van de lijn. ‘Ja… Ik voel me zo schuldig, Marijke. Ik heb haar maanden niet gezien.’
Linda huilde zachtjes toen ze hoorde wat er was gebeurd. ‘Ik dacht altijd dat er nog tijd genoeg was…’
We spraken af om samen naar mama te gaan. Maar toen we aankwamen, was het huis leeg. Mevrouw Jansen vertelde dat mama die ochtend met de ambulance naar het ziekenhuis was gebracht.
In het ziekenhuis lag ze stil in bed, haar ademhaling oppervlakkig. We zaten uren aan haar zijde, hielden haar hand vast en fluisterden woorden die we veel eerder hadden moeten zeggen.
‘Het spijt me, mam,’ zei ik zachtjes. ‘We hadden er moeten zijn.’
Ze opende haar ogen nog één keer en glimlachte flauwtjes. ‘Jullie zijn er nu toch?’
Die nacht overleed ze.
De dagen na haar dood waren een waas van regelen en herinneringen ophalen. Tijdens het openen van haar testament bleek dat ze haar huis had nagelaten aan een stichting voor eenzame ouderen in Amersfoort.
Erik werd boos. ‘Hoe kan ze ons dit aandoen? Haar eigen kinderen!’
Linda barstte in tranen uit. ‘Misschien hebben we dit wel verdiend…’
We kregen alleen wat persoonlijke spullen: fotoalbums vol vergeelde foto’s, haar trouwring, een doos met brieven die ze nooit had verstuurd.
Thuis bladerde ik door de albums en zag ons als kinderen: lachend in de tuin, samen aan tafel met pannenkoeken, mama die ons instopte na een nachtmerrie.
Ik voelde een diepe spijt die me bijna verstikte. Hoe hadden we haar zo kunnen vergeten? Hoe hadden we kunnen denken dat liefde vanzelfsprekend was?
Op de dag van haar begrafenis regende het opnieuw zachtjes. We stonden met z’n drieën bij haar graf, zwijgend naast elkaar.
‘Misschien is dit wat ze wilde,’ fluisterde Linda uiteindelijk. ‘Dat we weer samen zijn.’
Erik knikte langzaam. ‘We moeten beter ons best doen voor elkaar.’
Die avond zaten we voor het eerst in jaren samen aan tafel bij mij thuis. We praatten over vroeger, over mama’s grappen en haar eindeloze geduld.
‘We hebben gefaald als kinderen,’ zei ik uiteindelijk zachtjes.
Pieter legde zijn hand op mijn schouder. ‘Maar jullie kunnen nu kiezen om niet te falen als broer en zus.’
Sindsdien proberen we elkaar vaker te zien. Het gemis blijft, maar misschien is dat wel wat ons nu verbindt.
Soms vraag ik me af: hoeveel mensen zoals mijn moeder zitten er nu alleen thuis te wachten op een telefoontje dat nooit komt? En wat als wij straks zelf die vergeten ouder zijn? Wie belt er dan nog?