De Mannen in Mijn Leven: Een Verhaal van Keuzes en Gevolgen
‘Waarom kun je nooit gewoon luisteren, Eva?’ De stem van mijn moeder galmt nog na in mijn hoofd terwijl ik met trillende handen de deur achter me dichttrek. Buiten ruikt het naar regen en natte stoeptegels, maar binnen in mij stormt het harder dan ooit. Ik ben 34, woon nog steeds in een kleine flat in Utrecht, en alles wat ik ooit wilde lijkt verder weg dan ooit.
Mijn moeder, Marijke, heeft altijd een mening gehad over de mannen in mijn leven. ‘Je kiest altijd de verkeerde,’ zei ze gisteren nog, terwijl ze haar handen om haar kopje thee vouwde. ‘Waarom niet gewoon iemand als Jeroen? Die jongen van de bakkerij, zo’n nette vent.’ Maar Jeroen was nooit mijn type geweest. Te voorspelbaar, te veilig. Ik wilde vuur, avontuur – en dat bracht me bij Bas.
Bas was alles wat mijn moeder vreesde: lang haar, tatoeages, een motor en een verleden waar hij liever niet over sprak. De eerste keer dat ik hem ontmoette, was op een feestje van een vriendin. Hij lachte naar me met die scheve glimlach en ik voelde iets in mij ontwaken wat ik lang niet had gevoeld. ‘Wil je mee achterop?’ vroeg hij na een uur praten. Zonder na te denken stapte ik op zijn motor en liet ik me meevoeren door de nacht.
Die zomer was een wervelwind. We sliepen op het strand van Scheveningen, dronken goedkope wijn uit plastic bekers en praatten tot de zon opkwam. Maar Bas had ook zijn duistere kanten. Hij verdween soms dagenlang zonder iets te laten weten. Als ik hem confronteerde, haalde hij zijn schouders op. ‘Ik ben niet gemaakt voor regels, Eva.’
Mijn moeder huilde toen ze hoorde dat ik met Bas samenwoonde. ‘Je gooit je leven weg,’ snikte ze aan de telefoon. ‘Hij zal je alleen maar pijn doen.’ Ik schreeuwde terug dat ze zich nergens mee moest bemoeien, maar diep vanbinnen wist ik dat ze gelijk had.
Het einde kwam op een regenachtige dinsdagavond. Bas kwam thuis met bloed aan zijn knokkels en een blik in zijn ogen die ik niet herkende. ‘Ik moet weg,’ zei hij alleen maar. ‘Het spijt me.’ En toen was hij weg – uit mijn huis, uit mijn leven, uit mijn dromen.
De maanden daarna voelde ik me leeg. Mijn vrienden probeerden me op te vrolijken – etentjes, bioscoopavonden, zelfs blind dates – maar niets kon het gat vullen dat Bas had achtergelaten. Totdat ik Mark ontmoette.
Mark was het tegenovergestelde van Bas: accountant, altijd op tijd, altijd beleefd. We ontmoetten elkaar bij een cursus fotografie in het Volksbuurtmuseum. Hij lachte om mijn slechte grappen en luisterde echt als ik sprak. Mijn moeder was dolblij: ‘Eindelijk iemand die je verdient!’
Toch voelde het nooit helemaal goed. Mark wilde trouwen, kinderen, een huis in Leidsche Rijn – alles wat volgens het boekje hoorde. Maar als hij over de toekomst sprak, voelde ik paniek opborrelen. Op een avond zat ik tegenover hem aan tafel, zijn hand op de mijne.
‘Eva,’ zei hij zacht, ‘ik wil met jou oud worden.’
Ik keek naar zijn vriendelijke ogen en voelde me schuldig omdat ik niets voelde behalve leegte.
‘Mark… ik weet het niet,’ fluisterde ik. ‘Misschien ben ik gewoon niet gemaakt voor dit soort liefde.’
Hij trok zijn hand terug en keek weg. ‘Je moet eens leren kiezen, Eva,’ zei hij bitter. ‘Je kunt niet eeuwig blijven twijfelen.’
Na Mark volgden er nog anderen: Sander, de leraar Engels met zijn zachte stem; Pieter, de kunstenaar die meer van zijn schilderijen hield dan van mensen; zelfs Jeroen van de bakkerij probeerde het nog eens toen we elkaar toevallig tegenkwamen bij de Albert Heijn.
Elke keer hoopte ik dat dit het zou zijn – dat deze man het gat zou vullen dat Bas had achtergelaten of de rust zou brengen waar Mark zo naar verlangde. Maar elke keer liep het stuk op dezelfde rots: mijn onvermogen om te kiezen, om te settelen, om mezelf toe te staan gelukkig te zijn.
Mijn moeder werd ziek in de herfst van 2022. Kanker, uitgezaaid, niets meer aan te doen. Ik bracht uren door aan haar bed in het ziekenhuis, luisterend naar haar verhalen over vroeger – over hoe ze mijn vader ontmoette op een dansavond in Amersfoort, hoe ze altijd zeker wist dat hij de ware was.
‘Soms denk ik dat jij gewoon bang bent om te verliezen,’ fluisterde ze op een avond terwijl de regen tegen het raam tikte.
‘Misschien wel,’ gaf ik toe. ‘Bang om te kiezen en het dan kwijt te raken.’
Ze kneep in mijn hand. ‘Liever verliezen dan nooit echt geleefd hebben.’
Na haar dood voelde alles zinloos. Ik verloor mezelf in mijn werk als redacteur bij een klein uitgeverijtje aan de Oudegracht. Mijn collega’s vroegen of het wel ging, maar ik lachte alles weg.
Totdat Bas ineens weer opdook – een berichtje op Facebook: ‘Kunnen we praten?’ Mijn hart sloeg over. Tegen beter weten in stemde ik toe.
We ontmoetten elkaar in een café aan de Neude. Hij zag er ouder uit, vermoeider misschien, maar die glimlach was er nog steeds.
‘Het spijt me van toen,’ zei hij zonder omwegen. ‘Ik was bang. Voor jou, voor mezelf.’
We praatten urenlang over alles wat er mis was gegaan – over keuzes die we niet durfden maken en dromen die we hadden laten varen.
‘Denk je dat mensen kunnen veranderen?’ vroeg ik uiteindelijk.
Bas haalde zijn schouders op. ‘Misschien niet helemaal. Maar we kunnen wel leren van wat we fout deden.’
We namen afscheid met een omhelzing die meer zei dan woorden ooit konden doen. Geen beloften deze keer – alleen begrip.
Nu zit ik hier, alleen in mijn flatje met uitzicht op de Domtoren, en denk na over alles wat is geweest. Over Bas, Mark, mijn moeder… Over alle keuzes die ik maakte en alle wegen die ik niet durfde inslaan.
Soms vraag ik me af: bestaat er zoiets als de juiste keuze? Of is het leven gewoon een aaneenschakeling van gemiste kansen en kleine overwinningen? Wat denken jullie – is het beter om spijt te hebben van wat je hebt gedaan of van wat je nooit hebt durven proberen?