Liefde op het Spel: Een Laatste Kans
‘Mam, je kunt dit niet menen!’ De stem van mijn dochter Marieke trilt door de woonkamer. Haar handen klemmen zich om de leuning van de stoel, haar knokkels wit. Ik kijk naar haar, naar de rimpels die zich rond haar ogen hebben gevormd – dezelfde ogen als die van haar vader, mijn wijlen echtgenoot Willem.
‘Marieke, ik ben niet dood. Ik wil nog leven. Ik wil…’ Mijn stem breekt. Ik voel de warmte van Jan’s hand op mijn schouder, geruststellend, maar ook een beetje bezitterig. Jan, met zijn grijze haar en ondeugende glimlach, die me weer liet voelen alsof ik twintig was.
‘Je denkt toch niet dat papa dit gewild zou hebben?’ Marieke’s stem is nu zacht, bijna smekend. ‘We zijn een familie, mam. Je hoort bij ons.’
Ik slik. De stilte in de kamer is zwaar, gevuld met onuitgesproken verwijten en herinneringen aan zondagse diners, verjaardagen, en vakanties in Zeeland. Maar sinds Willem’s dood is het huis leeg geworden. De dagen strekken zich uit als een grijze mist – tot Jan in mijn leven kwam, met zijn verhalen over zijn jeugd in Utrecht en zijn liefde voor oude jazzplaten.
‘Ik ben niet meer dezelfde vrouw als toen papa leefde,’ zeg ik zacht. ‘Ik heb recht op geluk, toch?’
Marieke draait zich abrupt om en stormt de kamer uit. De deur slaat dicht met een klap die door merg en been gaat.
Jan zucht en knijpt in mijn schouder. ‘Ze komt er wel overheen, Anna.’
Maar ik weet beter. Mijn kinderen zijn niet gewend aan verandering. Ze zijn opgegroeid in een huis waar alles volgens vaste patronen verliep: koffie om vier uur, stamppot op woensdag, samen naar de kerk op zondag. En nu gooi ik alles overhoop – op mijn vijfenzeventigste.
De weken die volgen zijn ongemakkelijk. Mijn zoon Pieter belt minder vaak. Mijn kleindochter Lotte komt niet meer spontaan langs voor thee en stroopwafels. Op een dag vind ik een briefje op de mat: ‘Mam, ik heb tijd nodig. – Marieke.’
Jan probeert me op te vrolijken. We maken wandelingen door het Vondelpark, eten haring op de markt en luisteren ’s avonds naar Chet Baker. Maar als ik ’s nachts wakker lig, voel ik de leegte naast me – niet omdat Jan er niet is, maar omdat mijn kinderen er niet zijn.
Op een regenachtige middag zit ik aan tafel met mijn zus Els. Ze roert in haar thee en kijkt me onderzoekend aan.
‘Anna, ben je gelukkig?’ vraagt ze.
Ik staar naar het patroon van de tafelkleedjes die ik ooit samen met Marieke heb uitgezocht.
‘Ik weet het niet meer,’ fluister ik. ‘Jan maakt me blij, maar… het voelt alsof ik iets verloren ben wat niet terugkomt.’
Els knikt begrijpend. ‘Kinderen kunnen hard zijn. Maar misschien moet je ze tijd geven. Of… misschien moet je kiezen.’
Die woorden blijven dagenlang door mijn hoofd spoken: misschien moet je kiezen.
De trouwdag komt dichterbij. Jan is enthousiast; hij praat over een klein feestje in het stadhuis van Haarlem, met bloemen en muziek. Maar ik voel me verscheurd. Op een avond zit ik alleen in de keuken als Pieter binnenkomt.
‘Mam,’ zegt hij zonder groet, ‘ik wil eerlijk zijn. Ik kan dit niet accepteren. Je doet alsof papa nooit heeft bestaan.’
‘Dat is niet waar!’ roep ik uit, gekwetst door zijn woorden.
‘Je denkt alleen aan jezelf,’ zegt hij bitter. ‘Wij zijn je familie.’
Hij draait zich om en loopt weg voordat ik iets kan zeggen.
De dag van de bruiloft is grijs en kil. Jan staat naast me in het stadhuis, zijn hand stevig in de mijne. Er zijn bloemen, muziek – maar geen kinderen, geen kleinkinderen, geen familie behalve Els.
Na de ceremonie zitten Jan en ik samen aan een tafeltje in een leeg café. Hij probeert te glimlachen, maar ik zie de teleurstelling in zijn ogen.
‘Misschien hadden we moeten wachten,’ zegt hij zacht.
Ik schud mijn hoofd. ‘Ik weet het niet meer, Jan.’
De maanden na onze bruiloft zijn stil. Mijn telefoon blijft zwijgen; verjaardagen gaan voorbij zonder kaarten of bezoekjes. Soms hoor ik via Els dat Marieke ziek is geweest of dat Lotte haar diploma heeft gehaald – nieuws dat me bereikt als geruchten uit een ver verleden.
Op een avond zit ik alleen in de woonkamer terwijl Jan slaapt. Ik kijk naar oude foto’s: Willem met de kinderen op het strand van Scheveningen, Marieke’s eerste schooldag, Pieter die lacht met een gapend gat waar zijn melktand zat.
Tranen prikken achter mijn ogen.
Was dit het waard? Heb ik gekozen voor liefde ten koste van alles wat mij dierbaar was? Of had ik moeten wachten tot mijn kinderen klaar waren om mij los te laten?
Soms denk ik terug aan die eerste ontmoeting met Jan in het park – hoe hij lachte om mijn grapjes, hoe hij mijn hand vasthield alsof we elkaar al jaren kenden. Maar nu voelt die liefde als iets wat me is afgenomen door schuld en spijt.
Ik vraag me af: Is liefde op latere leeftijd echt zo anders? Of zijn we allemaal gewoon bang om alleen te zijn?
Misschien is er nog tijd om het goed te maken – of misschien moet ik leren leven met mijn keuzes.
Wat zouden jullie doen? Is liefde het waard om familiebanden voor op het spel te zetten? Of is er altijd een middenweg die ik over het hoofd heb gezien?