Papa vond geluk bij een ander, terwijl mama vocht tegen haar verdriet: Was het echt papa’s schuld?

‘Waarom ben je niet gewoon gebleven, pap?’ Mijn stem trilt, terwijl ik de deur van zijn nieuwe appartement achter me dichttrek. De geur van vers gezette koffie hangt in de lucht, maar het voelt kil. Mijn vader kijkt me aan, zijn ogen zoeken naar woorden die hij niet lijkt te vinden. ‘Ethan, soms… soms moet je kiezen voor jezelf.’

Ik ben zestien en alles wat ooit vanzelfsprekend was, is dat niet meer. Mijn moeder, Marloes, ligt al dagen op de bank. De gordijnen zijn dicht, het huis ruikt muf en haar stem klinkt dof als ze iets zegt. ‘Eet je wel genoeg op school?’ vraagt ze soms, maar haar blik dwaalt af naar de lege muur tegenover haar.

Mijn vader, Henk, woont nu samen met Saskia in een modern appartement aan de rand van Utrecht. Alles is daar licht en opgeruimd. Saskia lacht veel, maakt grapjes over haar werk bij de gemeente en vraagt of ik zin heb in sushi. Maar ik voel me daar een indringer, alsof ik elk moment weer terug moet naar het huis waar de muren steeds dichter op elkaar lijken te komen.

‘Je moeder heeft hulp nodig, Ethan,’ zegt papa als ik hem die avond confronteer. ‘Ik kon haar niet meer helpen. Ik werd zelf ook ongelukkig.’

‘Dus je laat haar gewoon achter?’ Mijn stem klinkt scherper dan ik bedoel. Hij kijkt weg, zijn handen friemelen aan zijn trouwring – of wat daar ooit zat.

Thuis bij mama is het stil. Soms hoor ik haar huilen als ze denkt dat ik slaap. Soms schreeuwt ze tegen niemand in het bijzonder. ‘Waarom ben ik niet genoeg? Waarom ben IK niet genoeg?’

Op school probeer ik te doen alsof alles normaal is. Mijn beste vriend, Daan, merkt dat er iets mis is. ‘Je bent zo stil de laatste tijd,’ zegt hij tijdens de pauze. Ik haal mijn schouders op. ‘Thuis gedoe,’ mompel ik.

De dagen worden weken. Mama’s depressie wordt dieper. Ze vergeet boodschappen te doen, vergeet zelfs mijn verjaardag. Opa en oma komen vaker langs, proberen haar uit bed te krijgen. ‘Marloes, je moet door,’ zegt oma streng. Maar mama staart alleen maar naar buiten.

Papa belt soms. ‘Hoe gaat het met je moeder?’ vraagt hij dan. Ik weet niet wat ik moet zeggen. ‘Ze leeft nog,’ antwoord ik een keer botter dan bedoeld.

Op een avond barst alles los. Ik kom thuis na een training en vind mama in de keuken met een fles wijn en pillen op tafel. Mijn hart slaat over. ‘Mam! Wat doe je?’ Ze schrikt op, haar ogen rood van het huilen.

‘Ik kan niet meer, Ethan,’ fluistert ze. ‘Alles doet pijn.’

Ik bel opa in paniek. Binnen tien minuten staat hij voor de deur en neemt mama mee naar het ziekenhuis. Die nacht slaap ik niet.

De dagen daarna woon ik bij papa en Saskia. Zij proberen hun best te doen – Saskia bakt pannenkoeken, papa koopt een nieuwe game voor me. Maar alles voelt leeg.

‘Je moeder heeft tijd nodig,’ zegt Saskia voorzichtig. ‘Het is niet jouw schuld.’

Maar is het papa’s schuld? Of die van mama? Of misschien wel van mij?

In therapie – want daar moet ik nu heen – praat ik met mevrouw De Vries over alles wat er gebeurd is. ‘Voel je je schuldig?’ vraagt ze.

‘Ja,’ zeg ik zacht.

‘Waarom?’

‘Omdat ik niet weet wie ik moet kiezen.’

Ze knikt begrijpend. ‘Je hoeft niet te kiezen, Ethan. Je mag verdrietig zijn om wat je verloren bent.’

Langzaam krabbelt mama op met hulp van medicijnen en gesprekken met een psycholoog. Ze lacht weer voorzichtig als we samen naar oude foto’s kijken. Papa komt soms langs om te praten – met mij én met haar.

Op een dag zitten we met z’n drieën aan tafel in het oude huis. Het voelt ongemakkelijk, maar ook hoopvol.

‘Het spijt me dat ik ben weggegaan,’ zegt papa zacht tegen mama.

Ze knikt alleen maar en pakt mijn hand vast.

Soms denk ik terug aan die eerste maanden na de scheiding: de woede, het verdriet, het onbegrip. Nu weet ik dat geluk soms betekent dat je moeilijke keuzes moet maken – en dat niemand daar echt schuld aan heeft.

Maar toch vraag ik me af: Kun je ooit echt helen als gezin na zo’n breuk? Of blijft er altijd iets stuk? Wat denken jullie?