Zonder wiegje, zonder luiers: De terugkeer naar huis die mijn hart brak

‘Bas, waar is de wieg?’ Mijn stem trilde terwijl ik de voordeur achter me dichttrok, mijn dochtertje Lotte in haar Maxi-Cosi. De geur van vers geboend linoleum mengde zich met die van het ziekenhuis. Mijn moeder stond achter me, haar handen vol met tassen. Bas kwam uit de woonkamer, zijn gezicht bleek, ogen rood van slaapgebrek of misschien schaamte.

‘Ik… Ik heb het niet gehaald, Sanne. Het was zo druk op kantoor. De baas…’

‘De baas? Bas, we hebben een baby! Ze heeft een plek nodig om te slapen!’ Mijn stem sloeg over. Lotte begon zachtjes te huilen, alsof ze voelde dat er iets niet klopte.

Mijn moeder legde haar hand op mijn schouder. ‘Kom, meisje. We leggen haar wel even in de box.’ Maar de box stond vol met onuitgepakte dozen van de verhuizing drie maanden geleden. Alles voelde onaf, rommelig, alsof ik in een huis was beland dat niet het mijne was.

Ik liep naar de keuken, zette Lotte voorzichtig op tafel en keek om me heen. Geen luiers, geen flesjes, geen rompertjes in zicht. Alleen een stapel post en een halflege koffiemok. Ik voelde hoe de paniek zich als een koude golf door mijn lijf verspreidde.

‘Bas, waarom heb je niets gedaan? Je wist toch dat we vandaag thuiskwamen?’

Hij haalde zijn schouders op en keek naar zijn schoenen. ‘Ik dacht… Ik dacht dat je moeder zou helpen. Of dat jij…’

‘Dat ik? Bas, ik lag drie dagen in het ziekenhuis! Jij had tijd genoeg!’

Mijn moeder probeerde te sussen. ‘Sanne, lieverd, maak je niet druk. Ik ga zo naar de supermarkt voor luiers en voeding. Jij moet rusten.’

Maar rusten kon ik niet. Ik voelde me verraden door de man die ik vertrouwde, alleen in een huis dat niet klaar was voor het leven dat ik net had gegeven. De tranen prikten achter mijn ogen, maar ik slikte ze weg. Lotte had mij nodig.

Die eerste nacht thuis was een hel. Lotte huilde urenlang; haar huiltje sneed door merg en been. Bas lag naast me in bed, starend naar het plafond. Ik probeerde haar te troosten met een oud hydrofiel doekje dat ik ergens uit een verhuisdoos had gevist.

‘Kun je haar niet stil krijgen?’ vroeg Bas uiteindelijk, zijn stem vlak.

‘Misschien als we luiers hadden gehad,’ beet ik hem toe.

Hij draaide zich om en trok het dekbed over zijn hoofd.

De dagen erna waren een waas van slapeloze nachten, eindeloze voedingen en eenzaamheid. Mijn moeder kwam elke ochtend langs met boodschappen en probeerde het huis op orde te krijgen. Bas verdween vroeg naar zijn werk en kwam laat thuis. Soms rook ik bier aan zijn adem als hij me vluchtig een kus gaf.

Op een avond zat ik aan tafel met Lotte op schoot toen Bas thuiskwam. Zijn gezicht stond strak; hij gooide zijn tas in de hoek.

‘Weet je hoe zwaar het is op kantoor? Ze verwachten dat ik alles doe! En dan kom ik thuis en is het hier ook chaos.’

‘Denk je dat ík het makkelijk heb?’ riep ik uit. ‘Ik ben net bevallen! Alles doet pijn, Lotte huilt de hele dag en jij bent er nooit!’

Hij sloeg met zijn vuist op tafel. ‘Misschien had je niet zo veel moeten verwachten!’

Het was alsof er iets knapte in mij. Ik stond op, Lotte stevig tegen me aan gedrukt. ‘Misschien moet jij eens nadenken over wat belangrijk is.’

Die nacht sliep Bas op de bank. Ik lag wakker naast Lotte in ons bed, luisterend naar haar ademhaling en het zachte tikken van de regen tegen het raam.

De weken gingen voorbij in een waas van ruzies en stiltes. Mijn moeder bleef komen, maar zelfs zij kon de leegte niet vullen die Bas achterliet. Op een dag vond ik hem in de tuin, starend naar de vijver.

‘Bas,’ begon ik voorzichtig, ‘waarom ben je zo veranderd?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik weet het niet meer, Sanne. Alles voelt te veel.’

‘We zijn samen ouders geworden. Maar ik voel me alleen.’

Hij keek me aan met lege ogen. ‘Misschien ben ik gewoon niet gemaakt voor dit leven.’

Die woorden bleven hangen tussen ons als mist die niet optrekt.

Op een avond kwam mijn moeder later dan normaal. Ze vond me huilend op de bank met Lotte slapend op mijn borst.

‘Sanne, je kunt dit niet alleen blijven doen,’ zei ze zacht.

‘Wat moet ik dan? Weggaan? Alles achterlaten?’

Ze pakte mijn hand. ‘Misschien moet je Bas vragen wat hij echt wil.’

Die nacht wachtte ik tot Bas thuiskwam. Het was bijna middernacht toen hij binnenkwam, natgeregend en moe.

‘Bas,’ zei ik terwijl hij zijn jas ophing, ‘ik kan dit niet meer alleen. Als jij niet wilt vechten voor ons gezin… dan weet ik niet of we samen verder kunnen.’

Hij keek me aan, ogen vol tranen die hij nooit eerder had laten zien.

‘Ik ben bang, Sanne,’ fluisterde hij. ‘Bang dat ik faal als vader. Bang dat jij beter af bent zonder mij.’

Ik stond op en sloeg mijn armen om hem heen. ‘We hoeven niet perfect te zijn. Maar we moeten het samen doen.’

Die nacht praatten we tot de zon opkwam – over angsten, verwachtingen en alles wat ons uit elkaar had gedreven sinds Lotte’s geboorte.

Het werd niet meteen beter. Er waren nog veel moeilijke dagen en nachten vol twijfel en verdriet. Maar langzaam vonden we elkaar terug – tussen de luiers en slapeloze nachten door.

Nu, maanden later, kijk ik naar Lotte die lacht in haar box – eindelijk leeg en gevuld met speelgoed – en vraag ik me af: hoeveel vrouwen voelen zich net als ik verscheurd tussen liefde en teleurstelling? Hoeveel gezinnen breken bijna onder de druk van verwachtingen die niemand waar kan maken?

Wat betekent het eigenlijk om samen een gezin te zijn als alles anders loopt dan je had gehoopt?