Nikola, haast je niet met trouwen: Hoe ik ontsnapte aan een familie die mij wilde bezitten

‘Nikola, waarom zijn de pannenkoekjes niet precies zoals mijn moeder ze maakt?’ Oskar’s stem klinkt zacht, maar ik hoor de spanning. Ik sta in onze kleine keuken in Utrecht, de geur van gebakken kwark hangt nog in de lucht. Mijn handen trillen als ik het bord op tafel zet.

‘Misschien omdat ik niet je moeder ben?’ probeer ik luchtig te zeggen, maar mijn stem breekt. Oskar kijkt me aan, zijn blauwe ogen zoeken naar iets wat ik niet kan geven.

‘Ze komt straks langs,’ zegt hij. ‘Met mijn zus en vader. Ze willen je beter leren kennen.’

Mijn hart slaat over. Ik weet wat dat betekent: een middag vol subtiele opmerkingen, blikken die langer blijven hangen dan nodig is, vragen die als messen snijden. Sinds Oskar en ik samenwonen, voel ik de druk van zijn familie als een onzichtbare hand om mijn keel.

De bel gaat. Ik veeg mijn handen af aan mijn spijkerbroek en open de deur. Daar staan ze: zijn moeder, Marijke, met haar keurige kapsel en kritische blik; zijn vader, Kees, die altijd net iets te hard lacht; en zijn zus, Sophie, die me aankijkt alsof ik een indringer ben in hun hechte kring.

‘Wat ruikt het hier… bijzonder,’ zegt Marijke terwijl ze haar jas uittrekt. Ze kijkt naar de tafel, naar de pannenkoekjes die ik zo zorgvuldig heb gemaakt. ‘Oskar houdt van traditie, weet je nog?’

Ik knik. ‘Dat weet ik.’

We zitten aan tafel. Het gesprek draait al snel om trouwen, kinderen, en hoe belangrijk het is om “de juiste keuzes” te maken. Marijke kijkt me aan. ‘Nikola, je weet dat Oskar uit een familie komt waar normen en waarden belangrijk zijn. Wij verwachten dat onze schoondochter zich aanpast.’

Ik voel hoe mijn wangen rood worden. ‘Wat bedoelt u precies?’

Kees lacht ongemakkelijk. ‘Ach joh, Marijke bedoelt alleen dat we graag willen dat je bij ons past. Dat je begrijpt hoe wij dingen doen.’

Sophie zucht overdreven. ‘Het is gewoon zo: als je met Oskar wilt trouwen, moet je wel weten waar je aan begint. Wij zijn geen doorsnee familie.’

Ik slik. Mijn gedachten razen. Is dit wat mij te wachten staat? Een leven waarin ik mezelf moet verliezen om erbij te horen?

Na het eten help ik Marijke met de afwas. Ze kijkt me aan, haar stem zacht maar dwingend: ‘Nikola, haast je niet met trouwen. Denk goed na of je dit echt wilt. Wij laten onze familie niet zomaar los.’

Die nacht lig ik wakker naast Oskar. Zijn ademhaling is rustig, maar in mijn hoofd stormt het. Ik denk aan mijn eigen ouders in Groningen, aan hoe zij altijd zeiden dat liefde vrijheid betekent. Maar hier voelt het als een kooi.

De dagen daarna word ik steeds stiller. Oskar merkt het op.
‘Wat is er met je?’ vraagt hij op een avond.

‘Ik weet niet of ik dit kan,’ fluister ik. ‘Je familie… ze willen me vormen naar hun beeld.’

Oskar zucht diep. ‘Ze bedoelen het goed, Nikola. Ze willen gewoon zeker weten dat jij bij ons past.’

‘Maar wie past er dan bij mij?’ vraag ik zacht.

We krijgen steeds vaker ruzie. Kleine dingen worden groot: de manier waarop ik koffie zet, hoe ik praat met vrienden, zelfs hoe ik lach.

Op een zondagmiddag barst alles los. We zitten bij zijn ouders thuis in Amersfoort. Marijke schuift een fotoalbum naar me toe.
‘Kijk eens, Nikola,’ zegt ze. ‘Dit zijn alle vrouwen in onze familie die getrouwd zijn met een van onze mannen. Zie je hoe gelukkig ze zijn? Ze hebben hun eigen dromen opgegeven voor het gezin.’

Ik blader door het album en zie lachende gezichten, maar in hun ogen lees ik iets anders: berusting, misschien zelfs verdriet.

‘En wat als ik mijn dromen niet wil opgeven?’ vraag ik voorzichtig.

Marijke’s blik wordt koud. ‘Dan hoor je hier niet thuis.’

Die avond pak ik mijn spullen in stilte. Oskar probeert me tegen te houden.
‘Blijf alsjeblieft,’ smeekt hij. ‘We kunnen dit samen oplossen.’

Maar ik weet dat het niet zo simpel is. Ik wil niet leven als schaduw van mezelf.

Ik neem de trein terug naar Groningen, naar het huis van mijn ouders. Mijn moeder omhelst me zonder iets te zeggen; mijn vader zet zwijgend thee.

De weken daarna voel ik me leeg en verloren. Heb ik te snel opgegeven? Had ik harder moeten vechten voor onze liefde?

Op een dag krijg ik een brief van Sophie.
‘Je hebt lef gehad,’ schrijft ze. ‘Soms denk ik dat jij gelijk had om weg te gaan.’

Het raakt me dieper dan ik wil toegeven.

Langzaam bouw ik mijn leven opnieuw op: nieuwe baan, nieuwe vrienden, kleine geluksmomenten zonder oordeel of verwachting.

Soms denk ik nog aan Oskar – aan hoe het had kunnen zijn als zijn familie mij had geaccepteerd zoals ik ben.

Maar dan kijk ik in de spiegel en zie ik iemand die zichzelf niet meer hoeft te verloochenen.

Was het egoïsme om voor mezelf te kiezen? Of is liefde pas echt als je jezelf niet hoeft te verliezen?

Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen liefde en jezelf?