Alles voor mijn zoon: de prijs van moederliefde
‘Mam, alsjeblieft… ik weet dat ik het deze keer goed ga doen. Ik heb gewoon een nieuwe kans nodig.’
Zijn stem trilde, zijn ogen waren rood door het huilen. Ik keek naar mijn zoon, Daan, die tegenover me aan de keukentafel zat. Zijn handen friemelden zenuwachtig aan zijn mouw. Buiten regende het zachtjes; de druppels tikten als een metronoom tegen het raam. Mijn hart bonsde in mijn borstkas. Hoe vaak had ik hem dit al horen zeggen? Hoe vaak had ik hem al geholpen?
‘Daan, je hebt me beloofd dat je zou stoppen. Je hebt therapie gehad, je bent zelfs een tijdje clean geweest…’ Mijn stem brak. ‘Waarom moet ik je nu weer vertrouwen?’
Hij sloeg zijn ogen neer. ‘Ik weet het niet, mam. Het is… het is sterker dan ik. Maar ik zweer het, dit is de laatste keer.’
Ik wilde hem geloven. Ik wilde zo graag geloven dat mijn zoon, mijn kleine jongen die vroeger met zijn knuffelbeer in bed kroop als hij bang was voor onweer, nu echt zijn leven op de rit zou krijgen. Maar ergens diep vanbinnen wist ik dat het niet zo simpel was.
Daan was altijd een gevoelige jongen geweest. Na de scheiding met zijn vader, Bart, was hij veranderd. Hij werd stiller, trok zich terug op zijn kamer en begon te gamen. Later kwamen daar de vrienden bij, het uitgaan, en uiteindelijk het gokken. Eerst online, toen in het casino in Breda. Het begon onschuldig, maar al snel raakte hij verstrikt in schulden.
‘Mam, ze staan op me te wachten buiten de flat. Als ik niet betaal…’
Ik voelde de paniek in zijn stem. Mijn moederhart schreeuwde om hem te beschermen. Maar mijn verstand zei: stop, je helpt hem niet door hem steeds weer te redden.
Toch kon ik niet anders. Ik verkocht mijn huis in Tilburg, het huis waar Daan was opgegroeid, waar zijn eerste stapjes waren gezet, waar we samen kerst hadden gevierd na de scheiding. Alles wat ik had opgebouwd, alles wat vertrouwd was, gaf ik op voor hem.
‘Hier is het geld,’ zei ik een week later, terwijl ik hem een envelop overhandigde. ‘Dit is echt de laatste keer, Daan. Als je nu weer liegt… dan weet ik niet of ik je nog kan helpen.’
Hij knikte heftig en omhelsde me. ‘Dank je wel, mam. Je bent de beste.’
De weken daarna probeerde ik mezelf wijs te maken dat alles goed zou komen. Ik huurde een klein appartementje in Breda en zocht naar werk als administratief medewerkster. Mijn spaargeld was bijna op; alles zat in die envelop die nu ergens bij een louche figuur of erger lag.
Maar Daan kwam niet meer langs. Hij nam zijn telefoon niet op, reageerde niet op appjes. De stilte werd ondraaglijk.
Op een avond stond Bart ineens voor mijn deur. Zijn gezicht stond strak.
‘Heb je Daan gezien?’ vroeg hij zonder groet.
‘Nee,’ zei ik zacht. ‘Hij reageert nergens op.’
Bart zuchtte diep en wreef over zijn gezicht. ‘Hij heeft bij mij ook geld gevraagd. Ik heb nee gezegd.’
‘Ik… ik heb hem geholpen,’ fluisterde ik.
Bart keek me aan met een mengeling van woede en medelijden. ‘Je blijft hem redden, Marijke. Wanneer leer je het nou?’
‘Hij is mijn zoon!’ riep ik uit.
‘En daarom moet je hem juist loslaten.’
Die nacht lag ik wakker in mijn bed. De regen was opgehouden, maar in mijn hoofd stormde het nog steeds. Had Bart gelijk? Had ik Daan alleen maar verder de afgrond in geholpen?
Twee dagen later kreeg ik een telefoontje van het ziekenhuis in Eindhoven. Daan was opgenomen na een overdosis alcohol en pillen.
Ik rende naar het ziekenhuis, mijn hart in mijn keel. Toen ik zijn kamer binnenkwam, lag hij bleek en broos in bed. Zijn ogen waren dof.
‘Mam…’
Ik pakte zijn hand vast en voelde hoe koud hij was.
‘Waarom doe je jezelf dit aan?’ fluisterde ik.
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik kan niet stoppen. Ik ben alles kwijt.’
‘Je bent mij niet kwijt,’ zei ik zacht.
De weken daarna bracht ik elke dag door aan zijn bed. We praatten over vroeger – over de vakanties naar Zeeland, over zijn eerste voetbalwedstrijd bij Willem II, over hoe hij altijd bang was voor vuurwerk met Oud & Nieuw.
Langzaam kwam hij weer een beetje tot leven. De artsen stelden voor dat hij naar een kliniek zou gaan in Ede voor verslavingszorg.
‘Wil je dat?’ vroeg ik hem op een dag.
Hij knikte voorzichtig.
Het afscheid viel me zwaar toen hij werd opgenomen. Maar ergens voelde het als een opluchting – eindelijk kreeg hij hulp die ik hem niet kon geven.
In de maanden die volgden leerde ik mezelf opnieuw kennen. Zonder huis, zonder spaargeld, zonder zekerheid – maar met hoop. Ik vond steun bij lotgenoten in een praatgroep voor ouders van verslaafde kinderen in Breda.
Op een avond zat ik daar naast Anja, een vrouw van mijn leeftijd met dezelfde wallen onder haar ogen.
‘Weet je wat het ergste is?’ zei ze zacht. ‘Dat je nooit weet of je kind ooit echt terugkomt.’
Ik knikte en voelde tranen prikken achter mijn ogen.
Daan belde af en toe vanuit de kliniek. Soms klonk hij opgewekt, soms boos of verdrietig. Maar elke keer zei hij: ‘Dank je wel dat je er nog bent, mam.’
Na zes maanden mocht hij naar huis voor een weekendverlof. Ik kookte zijn lievelingseten – stamppot andijvie met spekjes – en we keken samen naar oude fotoalbums.
‘Ik heb je zoveel pijn gedaan,’ zei hij ineens.
‘We hebben elkaar pijn gedaan,’ antwoordde ik. ‘Maar we proberen het opnieuw.’
Het herstel ging met vallen en opstaan. Soms viel Daan terug in oude patronen; soms was hij wekenlang stabiel en optimistisch over de toekomst.
Ik vond langzaam rust in kleine dingen: een wandeling door het Mastbos, koffie drinken met een vriendin op het terras aan de Grote Markt, luisteren naar het zachte geruis van regen op mijn nieuwe zolderraam.
Soms miste ik mijn oude huis verschrikkelijk – de geur van versgebakken brood op zondagochtend, de tuin vol bloemen die Daan en ik samen hadden geplant.
Maar wat ik vooral miste was het vertrouwen – in mezelf, in Daan, in de toekomst.
Toch bleef er iets branden diep vanbinnen: hoop dat liefde sterker is dan verslaving; hoop dat we ooit weer samen kerst kunnen vieren zonder angst of verdriet; hoop dat Daan zichzelf terugvindt.
Nu zit ik hier aan mijn kleine keukentafel in Breda en kijk naar buiten terwijl de regen weer zachtjes begint te vallen.
Heb ik gefaald als moeder omdat ik alles heb gegeven? Of ben ik juist sterker geworden door los te laten? Wat zouden jullie doen als je kind alles vergokt wat jij hebt opgebouwd?