Wanneer liefde een rekensom wordt: Het verhaal van een moeder uit Amersfoort

‘Dus je zegt dat je deze maand niet kunt helpen?’ De stem van mijn dochter, Iris, klinkt kil aan de andere kant van de lijn. Ik hoor het geritsel van haar jas; ze staat waarschijnlijk alweer klaar om de deur uit te rennen, zoals altijd. Mijn hart bonkt in mijn borstkas. ‘Iris, ik ben nu met pensioen. Het is niet dat ik niet wíl helpen, maar het gaat gewoon niet meer. Mijn AOW is nauwelijks genoeg voor mezelf.’

Er valt een stilte. Ik hoor haar zuchten. ‘Ja, mam. Ik snap het wel.’ Maar haar stem zegt iets anders. Ik weet dat ze teleurgesteld is. Of misschien boos. Of allebei.

Sinds mijn man, Henk, drie jaar geleden overleed, is het huis in Amersfoort veel te groot en veel te stil geworden. Iris en haar zoontje, mijn enige kleinzoon Daan, waren mijn lichtpuntjes. Elke woensdagmiddag kwam ze langs, Daan met zijn rode wangen en altijd een te grote rugzak op zijn rug. We bakten pannenkoeken, speelden ganzenbord en lachten om de gekste dingen. Maar de laatste maanden… Het is alsof er iets tussen ons in is gegroeid. Iets kouds en onzichtbaars.

Het begon klein. Iris vroeg of ik haar kon helpen met de huur, want haar contract bij het reclamebureau werd niet verlengd. Natuurlijk wilde ik helpen – wat is geld nou vergeleken bij het geluk van je kind? Maar toen kwam er een nieuwe laptop voor Daan, een kapotte wasmachine, een onverwachte rekening van de tandarts. Iedere keer zei ik ja. Iedere keer voelde ik me nodig, belangrijk.

Totdat het geld op was.

‘Mam, je begrijpt toch dat ik het zwaar heb?’ zei Iris laatst, haar ogen schichtig gericht op haar telefoon terwijl Daan in de woonkamer speelde. ‘Iedereen krijgt hulp van zijn ouders tegenwoordig. Jij hebt toch altijd gezegd dat familie er voor elkaar is?’

Ik knikte, maar voelde me schuldig en leeg tegelijk. Was ik een slechte moeder als ik nu nee zei? Of juist als ik ja bleef zeggen?

De afgelopen weken heb ik Iris nauwelijks gezien. De woensdagmiddagen zijn stil geworden. Geen kinderstemmen meer in huis, geen geur van pannenkoeken die zich door de keuken verspreidt. Alleen het getik van de klok en het zachte gezoem van de koelkast.

Gisteren zag ik op Facebook een foto van Iris en Daan in de Efteling. Ze lachten breeduit in de achtbaan. Mijn hart kneep samen van jaloezie en verdriet. Waarom kon ze daar wel geld aan uitgeven? Waarom was er geen tijd of geld meer voor mij?

Ik besloot haar te bellen.

‘Hoi mam,’ klonk ze afwezig.
‘Hoe was het in de Efteling?’ vroeg ik voorzichtig.
‘Leuk,’ zei ze kortaf.
‘Ik mis jullie,’ fluisterde ik.
Ze zweeg even. ‘Mam, ik heb het druk. Echt waar.’

Na het gesprek bleef ik nog lang naar mijn telefoon staren. Wat had ik verkeerd gedaan? Heb ik haar te veel verwend? Of juist te weinig? Had ik haar moeten leren om op eigen benen te staan? Of had ik haar juist meer moeten geven?

De volgende dag stond buurvrouw Anja op de stoep met een schaal appeltaart. ‘Je ziet er zo alleen uit, Marijke,’ zei ze zachtjes terwijl ze me een knuffel gaf. Ik barstte in tranen uit.

‘Ze komt niet meer,’ snikte ik. ‘Sinds ik haar niet meer kan helpen… Ze komt gewoon niet meer.’

Anja zuchtte en pakte mijn hand vast. ‘Kinderen snappen soms niet wat hun ouders doormaken. Ze denken dat we altijd maar kunnen blijven geven.’

Die nacht lag ik wakker in bed, luisterend naar de regen die tegen het raam tikte. Mijn gedachten maalden rondjes: Had Henk dit anders aangepakt? Was hij strenger geweest? Of juist zachter?

Op een dag stond Daan ineens voor de deur, alleen.

‘Hoi oma,’ zei hij verlegen.
‘Daan! Wat doe jij hier?’
‘Mama moest werken. Ze zei dat ik hier mocht wachten tot ze klaar was.’

We zaten samen aan tafel, dronken warme chocolademelk en speelden ganzenbord zoals vroeger. Daan keek me aan met zijn grote blauwe ogen.

‘Oma, waarom ben je verdrietig?’ vroeg hij ineens.
Ik slikte moeizaam.
‘Omdat ik jullie mis,’ zei ik eerlijk.
Hij knikte begrijpend en pakte mijn hand vast.

Toen Iris hem kwam ophalen, keek ze me nauwelijks aan.
‘Bedankt mam,’ mompelde ze snel voordat ze de deur dichttrok.

Die avond besloot ik een brief te schrijven aan Iris:

Lieve Iris,
Ik hou van je, meer dan van wat dan ook op deze wereld. Maar ik voel me zo alleen zonder jou en Daan. Ik snap dat je het moeilijk hebt, maar ik kan niet alles oplossen – niet meer. Ik hoop dat we elkaar weer kunnen vinden, zonder dat geld ertussen staat.
Liefs,
Mama

Ik weet niet of ze hem ooit zal lezen.

Soms loop ik door het park en zie ik andere moeders met hun kinderen lachen op het grasveld. Dan vraag ik me af: Is liefde echt een rekensom geworden? Of zijn we gewoon vergeten hoe we elkaar moeten vinden als het leven moeilijk wordt?

Wat denken jullie? Wanneer wordt geven te veel? En hoe vind je elkaar terug als familie als alles om geld lijkt te draaien?