Waarom Nu, Anna?

‘Waarom nu, Anna? Waarom moest het nú?’ Mijn stem trilt als ik het uitspreek, terwijl ik in de keuken sta met mijn handen om een kop thee geklemd. Anna kijkt me niet aan. Ze staart naar haar telefoon, haar duim tikt nerveus op het scherm. ‘Mam, we hebben dit al besproken. Koen en ik willen gewoon allebei doorgroeien op werk. Dat betekent niet dat we geen goede ouders kunnen zijn.’

Ik voel hoe mijn hart zich samenknijpt. ‘Maar lieverd, je bent amper thuis. En Koen ook niet. Jullie kleine meisje ziet de oppas vaker dan haar eigen ouders.’

Anna zucht diep en legt eindelijk haar telefoon weg. ‘Mam, het is 2024. Iedereen werkt hard. We kunnen het ons veroorloven om hulp in te schakelen. Dat is toch juist goed?’

Ik slik. Natuurlijk begrijp ik dat de tijden veranderd zijn. Toen ik jong was, werkte ik parttime bij de bibliotheek in Amersfoort, zodat ik er altijd was als Anna uit school kwam. Maar Anna en Koen zijn anders: zij werken allebei fulltime bij grote bedrijven in Utrecht, altijd onderweg, altijd bereikbaar, altijd bezig met de volgende stap.

De eerste keer dat ik hun dochtertje, Lotte, hoorde huilen terwijl alleen de oppas thuis was, brak er iets in mij. Ik stond voor het raam van hun rijtjeshuis in Leidsche Rijn en zag hoe de oppas – een vriendelijke Poolse vrouw genaamd Zofia – Lotte op haar heup wiegde terwijl ze met haar andere hand een pan soep roerde. Anna kwam pas laat thuis die avond, haar ogen moe, haar glimlach geforceerd.

‘Hoe was het vandaag?’ vroeg ik voorzichtig toen ze haar jas ophing.

‘Druk,’ zei ze kortaf. ‘We hadden een belangrijke presentatie. Koen moest naar Den Haag voor een overleg.’

Ik knikte, maar voelde me machteloos. Ik wilde haar niet veroordelen, maar ik kon het niet helpen. Mijn moederhart schreeuwde dat dit niet klopte.

De weken gingen voorbij en ik zag hoe Anna steeds verder verwijderd raakte van haar eigen kind. Ze miste Lotte’s eerste stapjes omdat ze in een videocall zat met Londen. Ze vergat het oudergesprek op de crèche omdat ze een deadline had voor een rapport. Koen was niet veel beter; hij kwam vaak pas thuis als Lotte al sliep.

Op een dag zat ik met Zofia aan de keukentafel terwijl Lotte speelde met houten blokken op de grond.

‘Ze mist haar moeder,’ zei Zofia zachtjes in gebroken Nederlands. ‘Soms roept ze “mama” en kijkt naar de deur.’

Die woorden sneden door mijn ziel.

Ik probeerde met Anna te praten, maar elke keer liep het uit op ruzie.

‘Mam, je begrijpt het niet! Jij had geen ambities!’

‘Dat is niet waar!’ riep ik uit. ‘Mijn ambitie was er voor jou zijn!’

Anna draaide zich om en liep weg, haar schouders gespannen.

De spanning in ons gezin werd steeds groter. Mijn man Jan probeerde te bemiddelen, maar hij is nooit goed geweest in emoties uitspreken.

‘Laat ze toch,’ zei hij op een avond terwijl we samen naar het NOS Journaal keken. ‘Ze moeten hun eigen fouten maken.’

Maar is dit een fout? Of is dit gewoon hoe het leven nu is?

Op een regenachtige woensdagmiddag kwam alles tot een uitbarsting. Anna belde me op mijn mobiel terwijl ik boodschappen deed bij de Albert Heijn.

‘Mam, kun je vanmiddag op Lotte passen? Zofia is ziek en Koen en ik kunnen echt niet weg van werk.’

Ik voelde irritatie opborrelen, maar ook medelijden. ‘Natuurlijk,’ zei ik zacht.

Toen ik bij hen thuis kwam, trof ik Lotte huilend aan in haar bedje. Haar gezichtje rood van het huilen, haar knuistjes gebald.

Ik tilde haar op en wiegde haar zachtjes heen en weer. ‘Sst, oma is hier,’ fluisterde ik.

Die middag speelde ik met haar in de woonkamer, las boekjes voor en zong oude kinderliedjes die ik vroeger voor Anna zong. Voor het eerst in lange tijd voelde ik me weer nodig.

Toen Anna thuiskwam – veel te laat – vond ze ons samen slapend op de bank. Ze bleef even staan kijken voordat ze me zachtjes wakker maakte.

‘Sorry mam,’ fluisterde ze schor. ‘Ik weet dat het niet ideaal is.’

Ik keek haar aan en zag tranen in haar ogen.

‘Waarom dan?’ vroeg ik zachtjes. ‘Waarom nu? Waarom een kind als je er geen tijd voor hebt?’

Anna zakte naast me neer op de bank en verborg haar gezicht in haar handen.

‘Ik weet het niet meer,’ snikte ze. ‘Iedereen om ons heen kreeg kinderen… Het voelde alsof we achterbleven als we het niet deden. Maar nu… nu voelt het alsof ik alles verkeerd doe.’

Ik sloeg mijn arm om haar heen en voelde eindelijk dat we elkaar begrepen.

‘Je doet wat je kunt,’ zei ik zachtjes. ‘Maar misschien moet je jezelf afvragen wat echt belangrijk is.’

De weken daarna veranderde er langzaam iets in Anna. Ze begon vaker thuis te werken, plande vrije middagen in om met Lotte naar de speeltuin te gaan. Koen bleef worstelen met zijn werkdruk, maar ook hij probeerde vaker thuis te eten.

Toch bleef er iets knagen. De balans tussen ambitie en ouderschap bleek moeilijker dan gedacht.

Op een avond zaten we met z’n allen aan tafel – Anna, Koen, Lotte, Jan en ik – toen Anna plotseling zei: ‘Misschien moeten we kleiner gaan wonen. Dichter bij opa en oma.’

Koen keek verbaasd op van zijn bord pasta. ‘Dat meen je niet?’

Anna knikte vastberaden. ‘Ik wil niet dat Lotte opgroeit zonder familie om zich heen.’

Er viel een stilte waarin alleen het getik van bestek hoorbaar was.

Uiteindelijk glimlachte Jan voorzichtig. ‘Dat klinkt als een goed idee.’

En zo begon er langzaam iets te veranderen in ons gezin. Het was geen perfecte oplossing; Anna en Koen bleven hard werken, maar maakten bewustere keuzes voor hun gezin.

Soms vraag ik me nog steeds af: hebben we als samenleving niet te veel opgeofferd aan ambitie? Is er nog ruimte voor echte aanwezigheid? Of zijn we allemaal verdwaald geraakt in onze eigen verwachtingen?

Misschien is er geen goed antwoord. Maar één ding weet ik zeker: liefde vraagt om tijd – tijd die je nooit meer terugkrijgt.