Mijn man vergelijkt me met de vrouw van zijn vriend – maar hij ziet onze werkelijkheid niet

‘Waarom kan jij niet gewoon eens een fatsoenlijke stamppot maken, zoals Marieke dat doet voor Bas?’ Jeroen smijt zijn tas op de bank en kijkt me aan met die blik die ik inmiddels uit mijn hoofd ken. Ik sta in de keuken, mijn handen nog nat van het afwassen, en voel de woede langzaam in mijn borst opborrelen.

‘Misschien omdat ik geen Marieke ben,’ bijt ik hem toe, terwijl ik de kraan dichtdraai. Mijn stem trilt, maar ik probeer het te verbergen. Jeroen zucht overdreven hard, alsof ik hem wéér teleurstel. ‘Het is gewoon… bij Bas thuis ruikt het altijd naar vers eten als je binnenkomt. En Marieke werkt ook nog eens fulltime. Hoe doet zij dat toch?’

Ik draai me om en kijk hem recht aan. ‘Misschien moet je haar dat eens vragen, als je haar zo geweldig vindt.’

Hij negeert mijn opmerking en loopt naar de slaapkamer. Ik hoor de deur dichtvallen. De stilte die volgt is oorverdovend.

’s Nachts lig ik wakker. Ik staar naar het plafond en vraag me af wanneer het precies misging tussen ons. Was het toen we verhuisden naar deze flat in Amsterdam-Oost? Of toen ik mijn baan verloor bij het reclamebureau en ineens hele dagen thuis was? Of misschien was het altijd al zo, maar viel het me eerst niet op.

De volgende ochtend zit ik aan de keukentafel met een kop lauwe koffie. Mijn moeder belt. ‘Hoe gaat het, lieverd?’ vraagt ze met haar zachte Brabantse accent. Ik wil zeggen dat alles goed is, maar de woorden blijven steken in mijn keel.

‘Het gaat wel,’ mompel ik uiteindelijk. ‘Jeroen is weer aan het klagen over mijn koken.’

Ze zucht. ‘Ach meisje toch… Je vader was vroeger net zo. Maar je moet je niet laten kleineren, hoor. Je doet je best.’

Ik knik, ook al kan ze dat niet zien. ‘Dank je mam.’

Als ik ophang, kijk ik naar de klok. Het is bijna tijd om boodschappen te doen. In de supermarkt zie ik Marieke bij de groenteafdeling staan. Ze lacht vriendelijk als ze me ziet.

‘Hoi Anna! Alles goed?’

Ik knik weer, automatisch. ‘Ja hoor, met jou?’

Ze straalt. ‘Druk, zoals altijd! Bas wil vanavond weer mijn beroemde hutspot, dus ik moet nog even snel wat halen.’

Ik glimlach flauwtjes en voel een steek van jaloezie. Waarom lijkt alles haar zo makkelijk af te gaan? Ze ziet er altijd verzorgd uit, haar kinderen zijn keurig aangekleed en haar huis is altijd opgeruimd.

Thuis probeer ik een nieuw recept uit: bloemkoolcurry met kikkererwten. Iets anders dan de Hollandse pot waar Jeroen zo van houdt, maar ik hoop dat hij het waardeert dat ik moeite doe.

Als hij thuiskomt, ruikt hij even in de keuken en trekt zijn neus op. ‘Wat is dit nou weer? Kun je niet gewoon aardappels koken?’

Ik voel hoe mijn schouders zich spannen. ‘Ik dacht dat we wel eens iets nieuws konden proberen.’

Hij schuift aan tafel zonder iets te zeggen en begint te eten. Na twee happen legt hij zijn vork neer. ‘Dit is echt niet te eten, Anna.’

De tranen prikken achter mijn ogen, maar ik slik ze weg. ‘Dan maak je toch zelf wat?’

Hij staat op en pakt een boterham uit de kast. Zonder mij nog aan te kijken loopt hij naar de woonkamer en zet de tv aan.

Die nacht droom ik van vroeger, toen we nog jong waren en verliefd. Toen Jeroen me verraste met bloemen en we samen nachtenlang door Amsterdam fietsten, lachend en zingend. Waar is die tijd gebleven?

De dagen daarna probeer ik het gesprek met hem aan te gaan. ‘Jeroen, waarom ben je zo ontevreden? Is het alleen het eten? Of is er meer?’

Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik weet het niet, Anna. Het voelt gewoon alsof we vastzitten.’

‘Misschien moeten we samen iets veranderen,’ stel ik voorzichtig voor.

Hij kijkt me aan met een blik vol vermoeidheid. ‘Ik weet niet of dat nog kan.’

De weken verstrijken en de sfeer in huis wordt steeds killer. We praten nauwelijks nog met elkaar. Soms hoor ik hem bellen met Bas, lachend om grappen die ik niet begrijp.

Op een avond komt hij laat thuis. Ik zit op de bank met een boek, maar kan me niet concentreren.

‘Anna,’ begint hij aarzelend. ‘Ik heb nagedacht… Misschien moeten we even afstand nemen van elkaar.’

Het voelt alsof iemand een mes in mijn hart steekt. ‘Wat bedoel je?’

‘Ik weet het gewoon niet meer,’ zegt hij zacht. ‘Misschien is het beter als ik een tijdje bij Bas logeer.’

Ik knik langzaam, te moe om te vechten.

Die nacht pak ik zijn koffer in stilte in. Als hij de volgende ochtend vertrekt, blijft er een lege plek achter in ons huis – en in mijn hart.

De dagen daarna voel ik me verloren. De stilte is nu ondraaglijk geworden. Ik probeer mezelf bezig te houden: wandelen door het Vondelpark, koffie drinken bij kleine cafés waar niemand me kent.

Op een middag belt Marieke aan. Ze staat met een schaal lasagne voor mijn deur.

‘Ik hoorde van Bas dat Jeroen hier even weg is,’ zegt ze zachtjes.

Ik knik en nodig haar binnen uit.

We zitten samen aan tafel en voor het eerst durf ik eerlijk te zijn.

‘Iedereen denkt altijd dat jij alles perfect voor elkaar hebt,’ zeg ik voorzichtig.

Ze lacht bitter. ‘Was het maar zo simpel, Anna. Bas werkt tot laat, de kinderen maken ruzie en soms huil ik ’s nachts omdat ik zo moe ben.’

We kijken elkaar aan en ineens voel ik me minder alleen.

‘Misschien moeten we stoppen met elkaar vergelijken,’ fluister ik.

Ze knikt instemmend.

Als Marieke weggaat, voel ik voor het eerst in maanden een sprankje hoop.

’s Avonds bel ik mijn moeder weer op.

‘Mam… Ik weet niet hoe het nu verder moet.’

Ze zegt: ‘Soms moet je eerst jezelf terugvinden voordat je samen verder kunt.’

En terwijl ik naar buiten kijk, naar de regen die zachtjes tegen het raam tikt, vraag ik me af: Hoe vaak laten we onszelf verdwijnen in de schaduw van andermans verwachtingen? Wanneer durven we eindelijk te kiezen voor ons eigen geluk?