Help! Mijn Zoon Praat Niet Meer Met Mij Door Zijn Vriendin
‘Daan, alsjeblieft, luister nou even naar me!’ Mijn stem trilt terwijl ik de telefoon steviger tegen mijn oor druk. Aan de andere kant blijft het stil. Alleen het zachte gezoem van de verbinding, als een echo van de leegte die zich de afgelopen maanden in mijn hart heeft genesteld.
‘Mam, ik heb gezegd dat ik het niet wil hebben over Sophie. Je begrijpt het gewoon niet.’ Zijn stem klinkt vlak, bijna onverschillig. Maar ik hoor de spanning eronder, de muur die hij om zichzelf heeft gebouwd sinds hij weer met haar samen is.
Ik slik. ‘Daan, ik maak me gewoon zorgen. Je weet wat er vorige keer is gebeurd. Je was kapot toen ze je liet zitten. Ik wil alleen maar dat je gelukkig bent.’
‘Laat me dat dan zelf uitzoeken!’ Hij verbreekt de verbinding. Het piepje klinkt als een klap in mijn gezicht.
Ik blijf achter in de keuken, mijn hand nog steeds om de telefoon geklemd. Buiten regent het zachtjes tegen het raam, druppels die langzaam naar beneden glijden, net als mijn tranen. Hoe is het zover gekomen? Daan was altijd mijn alles. Sinds zijn vader, Arjan, vijf jaar geleden overleed aan een hartaanval, waren we samen een team. We deelden alles: zijn eerste dag op de universiteit in Utrecht, zijn zenuwen voor zijn rijexamen, zelfs zijn eerste liefdesverdriet – veroorzaakt door niemand minder dan Sophie.
Sophie. Blond haar, blauwe ogen, altijd een beetje te zelfverzekerd naar mijn smaak. Ze kwam uit een welgesteld gezin in Amersfoort en leek alles te hebben wat Daan niet had: geld, status, een familie die vakanties vierde op Ibiza. Maar ze had ook iets ongrijpbaars, iets dat Daan aantrok als een mot naar het licht.
Toen ze hem vorig jaar plotseling dumpte – via WhatsApp nota bene – was hij wekenlang ontroostbaar. Hij at nauwelijks, sloot zich op in zijn kamer en wilde met niemand praten. Ik was degene die hem erdoorheen sleepte, die hem ’s nachts hoorde huilen en overdag probeerde op te vrolijken met zijn lievelingseten: stamppot boerenkool met rookworst.
En nu? Nu is ze terug. En Daan ook – maar niet bij mij.
De dagen verstrijken traag. Ik probeer hem te bellen, te appen, zelfs een ouderwetse brief heb ik gestuurd. Geen reactie. Mijn zus Marijke zegt dat ik hem moet loslaten. ‘Hij is volwassen, Els. Je moet hem zijn eigen fouten laten maken.’ Maar hoe doe je dat als moeder? Hoe laat je los als je voelt dat je kind op het punt staat opnieuw gekwetst te worden?
Op een zondagmiddag besluit ik langs te gaan bij zijn appartement in Utrecht. De stad is grijs en nat; fietsen glijden over de kletsnatte grachtenpaden. Ik sta voor zijn deur met een plastic bakje lasagne – zijn favoriete recept van Arjan – en klop aan.
Het duurt even voordat er wordt opengedaan. Sophie staat in de deuropening, haar gezicht opgemaakt alsof ze zo naar een feestje kan. ‘Oh… hoi Els,’ zegt ze koeltjes.
‘Is Daan thuis?’ vraag ik zo vriendelijk mogelijk.
Ze zucht en draait zich om zonder antwoord te geven. Even later verschijnt Daan in de gang, zijn blik vermijdend die van mij.
‘Mam, wat doe je hier?’
‘Ik wilde gewoon even kijken hoe het met je gaat. Ik heb lasagne meegenomen.’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Dat hoeft echt niet meer, mam. Ik red me wel.’
Sophie leunt tegen de deurpost en kijkt me aan met een blik die alles zegt: jij hoort hier niet meer.
‘Daan…’ begin ik zachtjes, maar hij onderbreekt me.
‘Mam, ga alsjeblieft naar huis.’
Ik voel hoe mijn hart breekt terwijl ik de trap afloop, het bakje lasagne nog in mijn handen geklemd.
Thuis probeer ik mezelf af te leiden met werk – ik ben docent Nederlands op een middelbare school in Hilversum – maar zelfs mijn leerlingen merken dat ik er niet bij ben. ‘Gaat het wel goed, mevrouw Van Dijk?’ vraagt Sanne op een dag voorzichtig.
‘Ja hoor,’ lieg ik glimlachend.
’s Avonds staar ik naar oude foto’s van Daan en mij: op het strand van Scheveningen, lachend op de fiets door de regen, samen pannenkoeken bakkend in onze kleine keuken. Waar is die tijd gebleven?
De weken worden maanden. Op Facebook zie ik foto’s van Daan en Sophie samen op vakantie in Italië, lachend aan het Gardameer. Mijn hart doet pijn bij elke nieuwe post. Soms droom ik dat hij belt en zegt: ‘Mam, je had gelijk.’ Maar als ik wakker word is alles nog steeds hetzelfde.
Op een dag belt Marijke onverwachts aan. Ze kijkt me doordringend aan terwijl ze haar jas uittrekt.
‘Els, dit kan zo niet langer. Je moet iets doen voor jezelf. Je leeft alleen nog maar voor Daan.’
Ik barst in tranen uit. ‘Maar hoe dan? Hij is alles wat ik heb…’
Ze slaat haar arm om me heen. ‘Je hebt mij nog. En jezelf.’
Die avond besluit ik iets te veranderen. Ik schrijf Daan een brief – geen verwijten dit keer, geen smeekbedes om contact – maar gewoon een brief waarin ik vertel hoeveel ik van hem hou en dat ik er altijd voor hem zal zijn, wat er ook gebeurt.
Weken gaan voorbij zonder antwoord. Maar langzaam begin ik weer adem te halen. Ik ga vaker wandelen met Marijke door het bos bij Lage Vuursche, meld me aan voor een cursus schilderen en vind zelfs plezier in kleine dingen: verse bloemen op tafel, een goed boek, koffie drinken op het terras.
En dan – uit het niets – staat Daan op een zaterdagmiddag voor mijn deur. Zijn ogen rood van het huilen.
‘Mam… mag ik binnenkomen?’
Ik knik alleen maar en trek hem in mijn armen.
Hij snikt tegen mijn schouder aan. ‘Het is uit met Sophie… Ze heeft iemand anders.’
Mijn hart breekt opnieuw – maar deze keer niet alleen van verdriet, ook van opluchting dat hij weer bij me is.
We praten urenlang aan de keukentafel. Over Sophie, over zijn verdriet, over hoe hij zich verloren voelde tussen haar wereld en de mijne.
‘Sorry dat ik zo hard voor je was,’ fluistert hij uiteindelijk.
Ik pak zijn hand vast. ‘Je hoeft geen sorry te zeggen, lieverd. Je bent volwassen nu… maar je blijft altijd mijn zoon.’
’s Avonds als hij slaapt op de bank – net als vroeger na een lange dag spelen – kijk ik naar hem en vraag me af: Had ik hem echt moeten loslaten? Of hoort moederliefde juist bij vasthouden én laten gaan?
Wat zouden jullie doen? Wanneer laat je los – en wanneer blijf je vechten voor je kind?