Mijn beste vriendin werd verraden op haar werk – en ik stond erbij
‘Hoe durf je, Anneke? Hoe kun je dit doen?’ Mijn stem trilde, maar ik probeerde mijn tranen in te slikken. Het was vrijdagmiddag, het kantoor was bijna leeg, maar de spanning in de lucht was om te snijden. Marloes zat tegenover me, haar handen trillend om haar koffiebeker geklemd. Anneke stond bij het raam, haar rug naar ons toe, alsof ze zich schaamde – of misschien juist niet.
‘Ik weet niet waar je het over hebt,’ zei Anneke uiteindelijk, zonder zich om te draaien. Haar stem klonk kil, afstandelijk. ‘Het is gewoon werk, Marloes. Iedereen probeert hier vooruit te komen.’
Ik voelde de woede in me opborrelen. Marloes had wekenlang gewerkt aan die presentatie voor de nieuwe klant, tot diep in de nacht. Ze had me haar ideeën laten lezen, haar slides laten zien, zelfs haar zenuwen met me gedeeld. En nu – nu stond Anneke daar met de promotie op zak, omdat ze Marloes’ werk als het hare had gepresenteerd.
‘Je hebt mijn hele plan gestolen,’ fluisterde Marloes. Haar stem brak. ‘Je weet dat ik dit nodig had. Mijn contract loopt bijna af…’
Anneke draaide zich eindelijk om. Haar blik was hard. ‘Het is niet persoonlijk. Zo werkt het hier nu eenmaal.’
Ik kon het niet geloven. In Nederland denken we vaak dat zulke dingen niet gebeuren – dat eerlijkheid en hard werken beloond worden. Maar hier, in dit suffe kantoorgebouw in Amersfoort, was alles anders.
Die avond zat ik met Marloes op mijn kleine balkonnetje in Utrecht. De stad lag stil onder een grijze lucht; alleen het zachte gerinkel van fietsen in de verte herinnerde eraan dat het leven doorging.
‘Weet je nog,’ zei Marloes zacht, ‘hoe we vroeger dachten dat alles mogelijk was? Dat als je maar je best deed, alles goed zou komen?’
Ik knikte. ‘Misschien zijn we gewoon naïef geweest.’
Ze lachte bitter. ‘Mijn moeder zei altijd: “In Nederland moet je gewoon normaal doen, dan doe je al gek genoeg.” Maar blijkbaar moet je tegenwoordig vooral sluw zijn.’
Ik wist niet wat ik moest zeggen. Mijn eigen baan bij de bibliotheek was veilig, maar ik voelde me machteloos tegenover het onrecht dat Marloes was aangedaan.
De dagen daarna veranderde er iets in haar. Ze kwam later op kantoor, sprak nauwelijks nog met collega’s en vermeed Anneke zoveel mogelijk. Maar het ergste vond ik hoe haar enthousiasme verdween – alsof iemand het licht in haar ogen had uitgeblazen.
Thuis werd het er niet beter op. Haar vriend Jeroen begreep niet waarom ze zo stil was geworden.
‘Laat het toch los,’ zei hij op een avond terwijl ze samen aten. ‘Het is maar werk.’
‘Jij snapt het niet,’ antwoordde Marloes fel. ‘Dit ging over méér dan werk. Dit ging over vertrouwen.’
Jeroen haalde zijn schouders op en zette de televisie harder.
Op een dag kreeg ik een appje van Marloes: “Kun je vanavond langskomen? Ik weet het even niet meer.”
Toen ik aankwam, zat ze op de grond tussen stapels papieren en lege koffiekopjes.
‘Ik wil niet meer terug,’ zei ze zonder op te kijken. ‘Maar ik kan ook nergens anders heen. Wie neemt er nou iemand aan die zo makkelijk te grazen wordt genomen?’
Ik hurkte naast haar neer en pakte haar hand vast.
‘Dit zegt niks over jou,’ zei ik zacht. ‘Dit zegt alles over Anneke – en misschien ook wel over dat bedrijf.’
Ze keek me aan met rode ogen. ‘Denk je dat ik ooit nog ergens opnieuw kan beginnen?’
‘Natuurlijk,’ zei ik, al wist ik niet zeker of ik het zelf geloofde.
De weken sleepten zich voort. Op kantoor werd er gefluisterd; sommige collega’s meden Marloes, anderen keken haar juist met medelijden aan. Anneke liep rond als een koningin – tot op een dag het gerucht ging dat ze betrapt was op plagiaat bij een andere presentatie.
De manager riep iedereen bijeen voor een spoedoverleg.
‘We nemen integriteit serieus,’ zei hij streng. ‘We onderzoeken momenteel enkele incidenten.’
Anneke keek strak voor zich uit; Marloes hield haar adem in.
Een week later kreeg Anneke ontslag op staande voet. Maar de schade was al aangericht: Marloes’ contract werd niet verlengd vanwege “bedrijfseconomische redenen”.
Op haar laatste dag bracht ik haar naar huis. Ze keek uit het raam van de trein naar de weilanden die voorbijgleden.
‘Weet je wat het ergste is?’ vroeg ze zacht. ‘Niet dat ik mijn baan kwijt ben – maar dat ik mezelf ben kwijtgeraakt.’
Ik wist niet wat ik moest zeggen. Soms is er geen troost.
Thuis bij haar ouders in Zwolle probeerde Marloes zichzelf weer bij elkaar te rapen. Haar moeder bakte appeltaart en haar vader probeerde haar op te vrolijken met slechte grappen.
‘Misschien moet je gewoon voor jezelf beginnen,’ zei haar moeder op een dag voorzichtig.
Marloes haalde haar schouders op. ‘Wie zit er nou te wachten op iemand als ik?’
Maar langzaam, heel langzaam, kwam er weer wat kleur terug op haar wangen. Ze begon te solliciteren – eerst voorzichtig, later met meer lef. Soms werd ze afgewezen, soms mocht ze op gesprek komen.
Op een avond belde ze me opgewonden op: ‘Ik heb een baan! In Deventer! Het is geen droombaan, maar… ze geloven in me.’
Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen van opluchting en trots.
Nu, maanden later, zit ik weer met Marloes op mijn balkonnetje in Utrecht. De stad ruikt naar regen en hoop.
‘Denk je dat mensen echt kunnen veranderen?’ vraagt ze ineens.
Ik kijk haar aan en glimlach voorzichtig. ‘Misschien niet allemaal – maar jij wel.’
En soms vraag ik me af: hoeveel veerkracht moet een mens hebben om zichzelf telkens opnieuw uit te vinden? Wat zouden jullie doen als je zo verraden werd door iemand die je vertrouwde?