Toen ik stopte met het scheren van mijn benen: Een verhaal over acceptatie en strijd tegen vooroordelen

“Vera, wat heb je nou weer gedaan?” De stem van mijn moeder galmt nog na in de kleine keuken van ons rijtjeshuis in Amersfoort. Ik sta tegenover haar, mijn armen over elkaar, terwijl haar blik afdwaalt naar mijn blote benen. De haartjes zijn duidelijk zichtbaar, donker tegen mijn lichte huid. Mijn vader kijkt op van zijn krant, fronst even, maar zegt niets. Mijn zusje Lisa rolt met haar ogen en verdwijnt naar boven.

Ik voel mijn wangen gloeien. “Ik heb besloten dat ik me niet meer ga scheren, mam. Het is mijn lichaam.”

Ze zucht diep, alsof ik haar persoonlijk heb beledigd. “Vera, je weet toch hoe mensen zijn. Straks denken ze dat je jezelf hebt laten gaan. Wat moeten ze wel niet zeggen op je werk?”

Ik slik. Op kantoor bij het architectenbureau waar ik werk, is uiterlijk belangrijk. Strakke pakken, nette schoenen, altijd verzorgd. Mijn collega’s – vooral de vrouwen – bespreken tijdens de lunch de nieuwste ontharingsmethodes en delen kortingscodes voor waxsalons. Ik heb me altijd een buitenstaander gevoeld in die gesprekken, alsof ik een rol speelde die niet bij me paste.

Die avond lig ik in bed en staar naar het plafond. Mijn gedachten razen. Waarom voelt het zo revolutionair om gewoon mezelf te zijn? Waarom is er zoveel moed voor nodig om iets niet te doen wat iedereen als vanzelfsprekend beschouwt?

De volgende ochtend fiets ik naar mijn werk. De wind waait door mijn haren en langs mijn blote benen. Ik voel me vrij, maar ook kwetsbaar. In de lift naar de derde verdieping sta ik naast Marjolein, die altijd perfect gestyled is. Ze kijkt even naar beneden en haar wenkbrauwen schieten omhoog. “Nieuwe look?” vraagt ze met een glimlach die net iets te scherp is.

“Ja,” zeg ik zachtjes. “Ik probeer iets nieuws.”

Op kantoor voel ik de blikken. Tijdens de lunch schuift niemand naast me aan. Ik hoor gefluister: “Zag je haar benen?” “Is dat een statement of zo?”

’s Avonds thuis probeer ik het gesprek met mijn moeder opnieuw aan te gaan. “Mam, waarom maakt het je zo uit? Het zijn maar haren.”

Ze kijkt me aan met een mengeling van verdriet en frustratie. “Vera, ik wil gewoon dat je gelukkig bent. En dat mensen je accepteren.”

“Maar mam,” zeg ik, “als ik mezelf niet accepteer, wat heb ik dan aan de acceptatie van anderen?”

De dagen verstrijken en de spanning thuis blijft hangen als een zware mist. Mijn vader zwijgt meestal, maar op een avond als we samen afwassen zegt hij: “Je moeder bedoelt het goed, meisje. Maar misschien moet je haar gewoon wat tijd geven.”

Op een zaterdagmiddag ga ik met Lisa naar de stad. Ze kijkt me aan terwijl we in de rij staan bij de HEMA. “Weet je,” zegt ze plotseling, “ik vind het eigenlijk wel stoer van je. Ik zou het zelf nooit durven.”

Ik glimlach dankbaar. “Het voelt soms ook alsof ik de enige ben.”

Ze haalt haar schouders op. “Misschien ben je dat ook wel. Maar dat betekent niet dat het verkeerd is.”

Op sociale media deel ik een foto van mezelf in een zomerjurk, mijn ongeschoren benen zichtbaar in het zonlicht op een Amersfoorts terras. Binnen enkele minuten stromen de reacties binnen: sommige positief – “Wat dapper!” – maar veel ook negatief of ronduit gemeen: “Bah, onverzorgd!” “Dit is toch niet vrouwelijk?”

’s Nachts lig ik wakker van de woorden die blijven hangen als splinters in mijn hoofd. Ik twijfel aan mezelf. Ben ik echt zo anders? Waarom kan ik niet gewoon voldoen aan wat iedereen verwacht?

Op het werk word ik uitgenodigd voor een gesprek met mijn leidinggevende, Karin. Ze schuift haar bril op haar neus en kijkt me ernstig aan.

“Vera, we hebben wat signalen gekregen dat sommige collega’s zich ongemakkelijk voelen door jouw… eh… nieuwe uiterlijk.”

Ik voel woede opborrelen. “Omdat ik mijn benen niet scheer?”

Ze knikt ongemakkelijk. “Het is niet persoonlijk bedoeld, maar we hebben hier nu eenmaal bepaalde verwachtingen qua representativiteit.”

Ik bijt op mijn lip om niet te huilen. “Dus omdat ik mezelf ben, pas ik hier niet meer?”

Karin zucht. “Dat zeg ik niet. Maar misschien kun je erover nadenken hoe je overkomt op klanten.”

Thuis barst ik in tranen uit bij mijn moeder aan tafel. Ze slaat haar armen om me heen en voor het eerst zegt ze: “Misschien heb jij wel gelijk, Vera. Misschien moeten wij veranderen in plaats van jij.”

Langzaam verandert er iets in huis. Mijn vader vraagt hoe het gaat op werk, Lisa verdedigt me als oma weer eens moppert over ‘die haren’. Op kantoor blijf ik weerstand voelen, maar er zijn ook kleine lichtpuntjes: een collega die fluistert dat ze het inspirerend vindt wat ik doe; een klant die niets zegt over mijn uiterlijk maar juist complimenten geeft over mijn ontwerp.

Op een dag komt Marjolein naar me toe bij het koffieapparaat. Ze kijkt me aan en zegt: “Weet je, ik heb erover nagedacht… Misschien zijn we allemaal wel te streng voor elkaar.”

Ik glimlach voorzichtig. “Misschien wel.”

De zomer gaat voorbij en langzaam wordt mijn keuze minder bijzonder – of misschien raak ik er gewoon aan gewend om mezelf te zijn, ongeacht wat anderen vinden.

Soms vraag ik me af: waarom zijn we zo bang voor anders-zijn? Waarom laten we ons geluk afhangen van wat anderen denken? Misschien is echte vrijheid wel durven kiezen voor jezelf – zelfs als niemand anders dat begrijpt.