Wanneer liefde oorlog wordt: Mijn familie verscheurd door een erfenis

‘Je liegt, Marieke! Papa zou dat nooit gewild hebben!’ Bastiaans stem trilt, zijn vuisten gebald op het oude eiken tafelblad. Ik kijk hem aan, zoekend naar de jongen die vroeger met mij hutten bouwde in het bos achter ons huis in Amersfoort. Maar die jongen is weg. Wat overblijft is een man die me niet vertrouwt, die denkt dat ik hem iets wil afpakken.

‘Bastiaan, alsjeblieft…’ Mijn stem breekt. ‘Dit is niet wat ik wil. Ik wil alleen dat we eerlijk zijn tegen elkaar. Papa heeft het testament zelf geschreven, ik heb er niets mee te maken.’

Mijn zusje Lotte kijkt zwijgend naar haar handen. Ze heeft haar nagels tot bloedens toe gebeten. ‘Kunnen we alsjeblieft stoppen met schreeuwen?’ fluistert ze. Maar Bastiaan hoort haar niet eens meer. Hij is al opgestaan, loopt driftig naar het raam en staart naar buiten, naar de tuin waar papa altijd de rozen snoeide.

Het huis voelt koud, ondanks de warme junizon die door de vitrage valt. Overal hangen herinneringen: foto’s van vakanties op Texel, een vergeeld rapport van Bastiaan uit groep 5, mama’s schilderijen aan de muur. Maar nu lijken ze allemaal te getuigen van wat we verloren zijn.

Papa stierf drie weken geleden aan een hartaanval. Het was plotseling, onverwacht – hij was pas 67. We waren allemaal in shock, zelfs mama, die al jaren gescheiden van hem leefde maar toch kwam om afscheid te nemen. De begrafenis was eenvoudig, zoals hij had gewild: geen poespas, alleen familie en een paar vrienden uit de buurt.

Maar toen kwam de dag van het testament. De notaris – een norse man met een bril die steeds van zijn neus gleed – las het voor in dezezelfde woonkamer. Papa had alles eerlijk verdeeld: het huis voor ons drieën, zijn spaargeld voor mama en een klein bedrag voor zijn broer Jan. Maar Bastiaan vond het niet eerlijk.

‘Ik heb altijd voor papa gezorgd,’ zei hij die dag. ‘Jullie waren er nooit. Waarom zou ik genoegen nemen met een derde?’

Ik voelde me schuldig. Het was waar: ik woonde in Utrecht, druk met mijn werk als verpleegkundige. Lotte studeerde nog in Groningen en kwam alleen in de vakanties thuis. Bastiaan bleef hier, werkte bij de gemeente en at elke zondag bij papa.

‘Dat betekent niet dat jij meer recht hebt,’ zei Lotte zachtjes.

Bastiaan lachte bitter. ‘Jij snapt er niks van.’

Sindsdien is alles veranderd. We praten niet meer over papa’s favoriete muziek of de geur van zijn aftershave in de gang. Elk gesprek gaat over geld, over wie wat krijgt, over wie het meeste recht heeft op herinneringen die niet te koop zijn.

Die avond lig ik wakker in mijn oude slaapkamer. Het behang is nog steeds hetzelfde als toen ik twaalf was: lichtblauw met witte wolkjes. Ik hoor Bastiaan beneden bellen – waarschijnlijk met zijn advocaat. Lotte huilt zachtjes in de kamer naast mij.

De volgende ochtend zit mama aan de keukentafel met een kopje thee. Haar handen trillen als ze de suiker roert.

‘Kinderen,’ zegt ze als we aanschuiven, ‘dit kan zo niet langer.’

Bastiaan kijkt haar niet aan. ‘Wat wil je dan dat we doen?’

Mama zucht diep. ‘Jullie vader zou dit verschrikkelijk gevonden hebben. Hij hield van jullie alle drie evenveel.’

‘Dat weet ik,’ zeg ik zachtjes. ‘Maar het voelt alsof we elkaar kwijt zijn.’

Lotte snikt. ‘Ik wil gewoon mijn broer en zus terug.’

Bastiaan staat op en loopt zonder iets te zeggen weg.

De dagen daarna worden steeds grimmiger. Bastiaan stuurt ons e-mails vol eisen: hij wil het huis verkopen en zijn deel direct ontvangen. Lotte wil het huis houden als herinnering aan papa; ze stelt voor dat we haar uitkopen zodat zij erin kan blijven wonen tijdens haar studie.

Ik voel me verscheurd tussen hen in. Ik wil geen ruzie maken, maar ook niet alles opgeven waar ik recht op heb – of waar papa wilde dat ik recht op had.

Op een avond ga ik wandelen langs de Eem, waar papa vroeger met mij ging vissen. Ik hoor zijn stem nog: ‘Marieke, je moet geduld hebben. Soms bijten ze pas als je het niet verwacht.’

Ik huil daar aan het water, om alles wat we kwijt zijn geraakt – niet alleen papa, maar ook elkaar.

De weken verstrijken en de situatie escaleert verder. Bastiaan dreigt naar de rechter te stappen als wij niet akkoord gaan met zijn eisen. Lotte sluit zich steeds meer af; ze komt haar kamer nauwelijks nog uit.

Op een dag vind ik haar op bed, starend naar het plafond.

‘Weet je nog,’ zegt ze plotseling, ‘hoe we vroeger verstoppertje speelden in de tuin? Papa telde altijd expres langzaam zodat we meer tijd hadden om ons te verstoppen.’

Ik glimlach door mijn tranen heen. ‘Ja… En jij verstopte je altijd achter de grote rododendron.’

Lotte draait zich naar me toe. ‘Waarom kunnen we dat niet meer? Gewoon samen zijn zonder ruzie?’

Ik weet het antwoord niet.

De rechtszaak komt er toch. In de rechtbank zitten we tegenover elkaar als vreemden: Bastiaan met zijn advocaat, Lotte en ik samen aan de andere kant van de zaal. De rechter luistert geduldig naar onze verhalen, maar ik zie aan alles dat hij dit soort familiedrama’s vaker ziet.

Na maanden van stress en slapeloze nachten komt er eindelijk een uitspraak: het huis moet verkocht worden en de opbrengst wordt eerlijk verdeeld. Lotte huilt stilletjes; Bastiaan kijkt strak voor zich uit.

Als we na afloop buiten staan, voel ik een leegte die ik niet kan beschrijven.

‘Is dit wat je wilde?’ vraag ik Bastiaan zachtjes.

Hij haalt zijn schouders op. ‘Het maakt nu toch allemaal niks meer uit.’

We rijden ieder apart naar huis – geen omhelzing, geen afscheid.

Nu zit ik hier in mijn kleine appartement in Utrecht, omringd door dozen vol spullen uit het ouderlijk huis: fotoalbums, papa’s oude horloge, een vergeelde brief die hij ooit aan mij schreef toen ik op kamers ging.

Soms bel ik Lotte; meestal nemen we samen stilletjes afscheid van wat was. Bastiaan spreek ik nauwelijks meer.

Ik vraag me af: wat blijft er over als liefde verandert in strijd? Is er iets dat zwaarder weegt dan vrede en verbondenheid? Of is dit gewoon hoe families soms uit elkaar vallen – langzaam, onvermijdelijk?

Misschien is dat wel mijn grootste angst: dat we elkaar voorgoed kwijt zijn geraakt door iets wat eigenlijk nooit van ons was.