Wanneer je via de buurvrouw hoort dat je zoon gaat trouwen: Het verhaal van Marieke en het zwijgen in de familie

‘Heb je het al gehoord, Marieke? Jeroen gaat trouwen!’

De stem van mijn buurvrouw, Ans, sneed als een mes door de stilte van mijn keuken. Mijn handen verstijfden boven de afwasbak. Het water was al koud geworden. ‘Wat zeg je?’ vroeg ik, mijn stem trillerig, terwijl ik me omdraaide. Ans stond in de deuropening, haar jas nog aan, haar ogen vol medelijden.

‘Ja, met die leuke meid van hem, Sophie. Ze zijn vorige week in ondertrouw gegaan. Iedereen op het plein heeft het erover.’

Iedereen, behalve ik. Mijn hart bonsde in mijn borstkas. Jeroen, mijn enige zoon, mijn alles – en ik hoorde het van Ans. Niet van hemzelf. Niet van Sophie. Zelfs niet van zijn vader, die na onze scheiding nauwelijks nog contact met me had.

‘Dank je, Ans,’ zei ik zacht. Ze legde haar hand even op mijn arm, maar ik trok me terug. ‘Ik moet even zitten.’

Toen ze weg was, zakte ik op een stoel. De stilte in huis was oorverdovend. Ik dacht aan Jeroen als kleine jongen, hoe hij altijd met zijn knuffelbeer onder zijn arm naar me toe kwam rennen. Hoe we samen pannenkoeken bakten op zaterdagochtend. Waar was het misgegaan?

De afgelopen jaren waren we uit elkaar gegroeid. Na de scheiding had Jeroen steeds vaker bij zijn vader gelogeerd. Hij werd stiller, afstandelijker. Toen hij ging studeren in Utrecht, kwam hij alleen nog met kerst thuis – en zelfs dat werd steeds minder vanzelfsprekend.

Ik pakte mijn telefoon. Mijn vingers trilden boven zijn naam in mijn contactenlijst. Zou ik hem bellen? Wat moest ik zeggen? ‘Waarom heb je me niets verteld?’ Of: ‘Gefeliciteerd, jongen’? Maar geen van beide voelde goed.

Die nacht lag ik wakker. De regen tikte tegen het raam. Ik dacht aan alle keren dat ik hem probeerde te bereiken, aan de berichten die onbeantwoord bleven. Aan de keren dat hij zei: ‘Mam, ik heb het druk.’

De volgende ochtend besloot ik dat ik niet langer kon wachten. Ik moest Sophie ontmoeten. Misschien kon zij mij uitleggen waarom Jeroen zo ver weg was geraakt.

Ik wist waar ze werkte – een klein bloemenwinkeltje aan de rand van het centrum. Met bonzend hart liep ik naar binnen. Sophie stond achter de toonbank, haar blonde haar in een rommelige knot.

‘Goedemorgen,’ zei ze vriendelijk.

‘Hallo Sophie… Ik ben Marieke. De moeder van Jeroen.’

Haar glimlach bevroor even. ‘Oh… eh… wat leuk u te ontmoeten.’

‘Mag ik even met je praten?’ vroeg ik zacht.

Ze knikte en gebaarde naar een bankje achterin de winkel. We gingen zitten tussen de geur van rozen en lelies.

‘Ik hoorde van Ans… dat jullie gaan trouwen,’ begon ik voorzichtig.

Sophie keek naar haar handen. ‘Ja… We wilden het u zelf vertellen. Maar Jeroen… hij vindt het moeilijk.’

‘Moeilijk?’ Mijn stem brak bijna.

Ze knikte langzaam. ‘Hij is bang dat u boos bent. Of teleurgesteld.’

‘Waarom zou ik dat zijn?’

Sophie haalde haar schouders op. ‘Hij zegt dat u altijd zo veel verwachtte van hem. Dat hij het gevoel heeft dat hij u nooit blij kan maken.’

De woorden kwamen hard aan. Was dat waar? Had ik hem zo onder druk gezet? Ik dacht aan alle keren dat ik hem vroeg hoe het met zijn studie ging, of hij al een baan had gevonden, of hij gelukkig was – misschien te vaak, te dwingend.

‘Ik wil alleen maar dat hij gelukkig is,’ fluisterde ik.

Sophie glimlachte voorzichtig. ‘Dat weet ik zeker.’

Toen ik thuiskwam, voelde het huis leger dan ooit. Ik liep door de kamers, raakte zijn oude speelgoed aan, bladerde door fotoalbums vol lachende gezichten die nu zo ver weg leken.

Die avond belde Jeroen eindelijk.

‘Mam?’ Zijn stem klonk onzeker.

‘Jeroen…’

Er viel een lange stilte.

‘Het spijt me dat je het zo hebt moeten horen,’ zei hij uiteindelijk.

‘Waarom heb je niets gezegd?’ vroeg ik zacht.

Hij zuchtte diep. ‘Ik wist niet hoe. Ik ben bang dat je teleurgesteld bent in mij.’

‘Jongen toch…’ Mijn stem brak opnieuw. ‘Ik ben niet teleurgesteld. Ik ben alleen verdrietig dat je denkt dat je me niet kunt vertrouwen.’

We huilden allebei aan de telefoon.

De weken daarna probeerden we elkaar weer te vinden. Het ging moeizaam; oude wonden helen langzaam. Op een dag nodigde Sophie me uit om samen jurken te passen voor de bruiloft.

In de paskamer keek ik naar mezelf in de spiegel – ouder geworden, moe, maar met een sprankje hoop in mijn ogen.

‘U bent welkom op onze dag,’ zei Sophie zacht terwijl ze naast me stond.

Ik knikte dankbaar.

Op de bruiloft zat ik vooraan, naast Jeroens vader en zijn nieuwe vrouw. Het deed pijn om te zien hoe makkelijk zij met elkaar omgingen, terwijl er tussen mij en Jeroen nog zoveel onuitgesproken bleef.

Na de ceremonie kwam Jeroen naar me toe.

‘Dank je dat je er bent, mam.’

Ik pakte zijn hand vast en keek hem aan.

‘Altijd,’ zei ik simpelweg.

Die avond fietste ik alleen naar huis door de lege straten van Utrecht. De stad was stil; alleen mijn gedachten maakten lawaai.

Hebben we elkaar echt gevonden? Of blijven er altijd dingen onuitgesproken tussen ouders en kinderen? Wat zouden jullie doen als je kind je zo buitensloot?