Bidden in Stilte: Mijn Weg naar Rust als Oma

‘Wilma, ik heb je al zo vaak gevraagd om Bram niet zomaar snoep te geven!’ Marieke’s stem trilt, haar ogen priemen in de mijne. Ik voel hoe mijn handen beven terwijl ik het lege snoeppapiertje uit Bram’s kleine handje vis. Mijn zoon Jeroen staat er zwijgend naast, zijn blik op de vloer gericht.

‘Het was maar één dropje, Marieke,’ probeer ik zachtjes. Maar haar gezicht verstrakt. ‘Dat is niet het punt. Je luistert gewoon niet naar wat wij willen voor ons kind.’

De woorden snijden dieper dan ik wil toegeven. Ik ben altijd een zorgzame moeder geweest, en nu als oma wil ik niets liever dan Bram gelukkig zien. Maar sinds Marieke en Jeroen hun eerste kind kregen, lijkt alles wat ik doe verkeerd te zijn.

Die avond zit ik alleen aan de keukentafel in mijn kleine appartement in Amersfoort. De klok tikt luid, de stilte drukt op mijn borst. Ik pak mijn oude bijbeltje, het kaftje versleten door jaren van vasthouden. ‘Heer, geef me kracht,’ fluister ik. ‘Laat me niet verbitterd raken.’

Mijn gedachten dwalen af naar vroeger, toen Jeroen nog klein was. Hoe vaak had ik niet getwijfeld of ik het goed deed? Mijn man Henk, altijd nuchter, zei dan: ‘Je doet wat je kunt, Wilma. Meer kun je niet doen.’ Maar Henk is er niet meer. Sinds zijn overlijden drie jaar geleden voelt het huis leger dan ooit.

De volgende dag belt Jeroen. ‘Mam, kun je Bram morgen weer ophalen van de crèche?’ Zijn stem klinkt voorzichtig.

‘Natuurlijk, jongen,’ antwoord ik, al voel ik de spanning in mijn buik groeien. Zal Marieke weer iets vinden om me op aan te spreken?

Als ik Bram ophaal, rent hij op me af met open armen. ‘Oma!’ roept hij blij. Mijn hart smelt. Even vergeet ik alles. We lopen samen naar huis, hij kletst honderduit over de brandweerauto’s die hij heeft gezien.

Thuis zet ik een kopje thee voor mezelf en een beker limonade voor Bram. Ik pak een appel voor hem – geen snoep deze keer – en we gaan samen kleuren aan de keukentafel.

Plots gaat mijn telefoon. Marieke’s naam verschijnt op het scherm. Ik aarzel, maar neem toch op.

‘Wilma, Bram mag geen limonade met suiker,’ zegt ze zonder groet. ‘Dat hebben we toch besproken?’

‘Het spijt me, Marieke,’ zeg ik zachtjes. ‘Ik zal er beter op letten.’

Ze zucht hoorbaar. ‘Ik wil gewoon dat je onze regels respecteert.’

Na het gesprek voel ik tranen prikken achter mijn ogen. Waarom voelt het alsof niets goed genoeg is? Ik wil geen ruzie, geen afstand tussen mij en mijn zoon – of mijn kleinzoon.

Die avond vouw ik opnieuw mijn handen. ‘Heer, help me om niet te oordelen. Help me om liefdevol te blijven, ook als het pijn doet.’

De dagen verstrijken. Elke keer als ik Bram zie, probeer ik alles volgens de regels te doen: alleen water, fruit als tussendoortje, geen televisie voor het eten. Maar de angst om iets fout te doen blijft knagen.

Op een zondagmiddag komt Jeroen onverwacht langs. Hij schuift onrustig aan tafel.

‘Mam… Marieke vindt dat je te veel je eigen gang gaat met Bram,’ begint hij voorzichtig.

‘Jeroen, ik doe zo mijn best,’ fluister ik. ‘Ik wil alleen maar helpen.’

Hij knikt langzaam. ‘Ik weet het, mam. Maar het is lastig voor ons allebei.’

Ik voel hoe de tranen over mijn wangen rollen. ‘Ben ik dan zo’n slechte oma?’

Jeroen pakt mijn hand vast. ‘Nee mam, dat ben je niet. Maar misschien moeten we gewoon wat meer praten over wat wel en niet kan.’

Die nacht slaap ik nauwelijks. De volgende ochtend besluit ik naar de kerk te gaan, ook al ben ik er al maanden niet geweest sinds Henk’s dood.

De kerkbanken zijn koud en hard, maar de vertrouwde geur van kaarsen en oude liedboeken geeft me rust. Tijdens het gebed sluit ik mijn ogen en laat alles los: de pijn, de onzekerheid, de angst om mijn familie kwijt te raken.

Na de dienst blijf ik nog even zitten. Een oudere vrouw schuift naast me.

‘Alles goed met je?’ vraagt ze vriendelijk.

Ik knik, maar de tranen stromen alweer over mijn wangen.

‘Soms is het moeilijk om oma te zijn,’ fluister ik.

Ze legt haar hand op mijn arm. ‘Kinderen willen hun eigen weg gaan met hun kinderen. Maar jouw liefde blijft altijd belangrijk.’

Thuisgekomen voel ik me lichter. Ik besluit een brief te schrijven aan Marieke:

‘Lieve Marieke,
Ik weet dat je alleen het beste wilt voor Bram en dat waardeer ik enorm. Het is soms moeilijk voor mij om alles goed te doen zoals jullie dat willen, maar weet dat ik altijd uit liefde handel. Misschien kunnen we samen praten over hoe we het beste voor Bram kunnen zorgen? Liefs, Wilma’

Een week later krijg ik een berichtje van Marieke: ‘Dankjewel voor je brief, Wilma. Laten we binnenkort samen koffie drinken.’

We spreken af in een café in het centrum van Amersfoort. De eerste minuten zijn ongemakkelijk stil.

‘Ik weet dat ik soms streng ben,’ zegt Marieke uiteindelijk zachtjes. ‘Het is gewoon… Ik wil niet dezelfde fouten maken als mijn moeder.’

Ik knik begrijpend. ‘We willen allebei het beste voor Bram.’

Langzaam ontdooit het gesprek. We lachen zelfs even als we herinneringen ophalen aan Jeroen’s kindertijd.

Als ik later die middag thuiskom, voel ik een diepe rust over me heen dalen. Het gebed heeft me geholpen om niet verbitterd te raken, om open te blijven staan voor verzoening.

Bram komt weer vaker logeren; soms maken we samen pannenkoeken – zonder suiker – en lezen we boekjes tot hij in slaap valt op de bank.

Toch blijft er soms onzekerheid knagen: doe ik het wel goed? Maar elke avond vouw ik mijn handen en bid om kracht en wijsheid.

Misschien is dat wel wat familie betekent: blijven proberen, blijven liefhebben – ook als het moeilijk is.

Hebben jullie ook wel eens getwijfeld of je het goed doet als ouder of grootouder? Hoe vinden jullie rust in zulke momenten?