Hoe Zwaar is dit Glas Water? – Een Levensverhaal over Loslaten

‘Marieke, waarom kun je het niet gewoon laten gaan?’ De stem van mijn moeder galmt nog na in mijn hoofd terwijl ik met trillende handen het glas water vasthoud. Het is een doodgewone dinsdagavond in ons rijtjeshuis in Amersfoort, maar alles voelt anders. Mijn moeder staat tegenover me in de keuken, haar armen over elkaar, haar blik streng maar ook bezorgd.

‘Omdat jij altijd zegt dat ik sterk moet zijn!’ snauw ik terug, mijn stem breekt. Het water klotst tegen de rand van het glas. Mijn vader zit zwijgend aan de keukentafel, zijn ogen op de krant gericht, maar ik weet dat hij luistert. Mijn broertje Daan komt net binnenlopen, zijn schooltas nog om zijn schouder. ‘Wat is er nou weer?’ vraagt hij met een zucht, alsof familieruzies hier net zo gewoon zijn als de regen buiten.

Ik weet niet meer precies wanneer het begon, die drukkende last op mijn schouders. Misschien was het toen mijn ouders begonnen te ruziën over geld, of toen ik op school steeds vaker hoorde dat ik ‘meer mijn best moest doen’. Misschien was het altijd al zo. Maar vanavond voelt het alsof alles samenkomt in dat ene glas water dat ik vasthoud.

‘Je hoeft niet alles alleen te doen, Marieke,’ zegt mijn moeder zachter. Maar haar woorden bereiken me niet meer. Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. ‘Jullie begrijpen het gewoon niet,’ fluister ik. Ik draai me om en loop naar mijn kamer, het glas nog steeds in mijn hand.

Boven gooi ik mezelf op bed. Het glas zet ik op mijn nachtkastje. Ik staar naar het plafond en hoor beneden de stemmen van mijn ouders die verder ruziën – over mij, over geld, over alles wat misgaat. Mijn telefoon trilt: een berichtje van Sanne, mijn beste vriendin. ‘Hoe gaat het?’ staat er simpelweg. Ik staar naar het scherm en weet niet wat ik moet antwoorden.

De volgende ochtend word ik wakker met hoofdpijn. Het glas water staat onaangeroerd naast me. Ik pak het op en kijk ernaar. Hoe zwaar kan een glas water zijn? Niet veel, zou je denken. Maar als je het lang genoeg vasthoudt, wordt het loodzwaar.

Op school probeer ik me te concentreren, maar de woorden van de leraar drijven langs me heen als wolken aan een grijze lucht. In de pauze zit ik met Sanne op een bankje buiten. ‘Je ziet er moe uit,’ zegt ze voorzichtig.

‘Ik slaap slecht,’ geef ik toe.

Ze knikt begrijpend. ‘Wil je erover praten?’

Ik haal mijn schouders op. ‘Thuis is het gewoon… veel.’

Sanne zwijgt even en pakt dan mijn hand vast. ‘Je hoeft niet alles alleen te dragen, weet je.’

Die woorden blijven hangen, zelfs als de bel gaat en we terug naar binnen moeten.

’s Avonds thuis is de sfeer gespannen. Mijn vader is laat thuis van zijn werk bij de gemeente en gooit zijn tas met een klap op de grond. Mijn moeder snijdt wortels voor de soep, haar gezicht strak van vermoeidheid.

‘Heb je je huiswerk af?’ vraagt ze zonder op te kijken.

‘Bijna,’ lieg ik.

Daan zit aan tafel te gamen op zijn telefoon. Niemand zegt iets over gisterenavond, maar de stilte is dikker dan ooit.

Na het eten ga ik weer naar boven. Ik kijk naar het glas water op mijn nachtkastje en til het op. Mijn hand trilt een beetje. Ik denk aan alles wat ik draag: de verwachtingen van mijn ouders, de zorgen om geld, de angst om te falen op school, de ruzies thuis die nooit echt stoppen.

Plotseling voel ik een golf van woede en verdriet tegelijk. Met een snelle beweging gooi ik het glas tegen de muur. Het spat uiteen in duizenden stukjes; water druipt langzaam naar beneden langs het behang.

Beneden hoor ik voetstappen op de trap. Mijn moeder stormt binnen, haar ogen groot van schrik.

‘Wat doe je nou?!’ roept ze uit.

Ik begin te huilen, grote snikken die uit mijn tenen lijken te komen. ‘Ik kan dit niet meer!’ gil ik terug.

Ze zakt naast me neer op bed en slaat haar armen om me heen. Voor het eerst in maanden laat ik me vasthouden zonder me te verzetten.

‘Het spijt me,’ fluistert ze zachtjes in mijn haar. ‘We vragen teveel van je.’

Mijn vader komt ook boven, gevolgd door Daan die onhandig in de deuropening blijft staan.

‘We moeten praten,’ zegt mijn vader schor.

Die avond zitten we met z’n vieren op mijn bed tussen de glasscherven en het natte tapijt. Voor het eerst zegt iedereen eerlijk waar hij bang voor is: mijn moeder voor schulden, mijn vader voor zijn baan die misschien verdwijnt door bezuinigingen, Daan voor pesten op school – en ik voor alles tegelijk.

We huilen allemaal een beetje en lachen zelfs om hoe dramatisch het eruitziet: vier Van Dijks op een nat bed vol glassplinters.

De dagen daarna verandert er langzaam iets thuis. We praten meer – niet altijd makkelijk, soms zelfs pijnlijk eerlijk – maar we doen het wel. Mijn ouders zoeken hulp bij een budgetcoach; Daan vertelt eindelijk over zijn pesters; ik durf tegen Sanne te zeggen dat ik soms bang ben om alles kwijt te raken.

Het glas water is vervangen door een nieuwe beker – eentje die ik af en toe bewust neerzet als het te zwaar wordt.

Soms vraag ik me af: waarom dacht ik dat ik alles moest dragen? En hoe vaak houden we allemaal niet krampachtig vast aan ons eigen glas water?

Misschien is loslaten wel moeilijker dan vasthouden… Maar wie leert loslaten, krijgt ruimte om weer adem te halen.

En jij? Hoe zwaar is jouw glas water vandaag?