De Nachtelijke Waarheid: Mijn Vriend en Zijn Jeugdvriendin

‘Hoezo blijf je vannacht weer bij Sophie slapen?’ Mijn stem trilde, terwijl ik probeerde niet te huilen. Daan keek me aan, zijn blik ontwijkend, alsof hij de vloer interessanter vond dan mijn ogen. ‘Het is gewoon… traditie, weet je wel? We doen dit al sinds de middelbare school. Het betekent niks.’

Maar het betekende wél iets. Voor mij. Voor ons. Drie jaar waren we samen, drie jaar waarin ik dacht dat we alles deelden. Maar elke maand, als de regen tegen de ramen sloeg en de wind huilde over de grachten van Utrecht, pakte Daan zijn tas en verdween hij voor een nacht naar Sophie. Zijn jeugdvriendin. Zijn ‘zusje’, zoals hij haar noemde.

Mijn moeder zei altijd: ‘Vertrouwen is als glas, Marieke. Als het breekt, kun je het lijmen, maar je blijft de barsten zien.’ Die woorden spookten door mijn hoofd terwijl ik in ons kleine appartement zat, luisterend naar het tikken van de klok. Mijn gedachten draaiden in cirkels. Waarom mocht ik nooit mee? Waarom voelde het alsof er iets niet klopte?

De volgende ochtend kwam Daan thuis met croissantjes van de bakker op de hoek. Hij kuste me op mijn voorhoofd, alsof alles normaal was. Maar ik voelde het verschil. De afstand. ‘Was het gezellig?’ vroeg ik luchtig.

‘Ja joh, gewoon film gekeken en gepraat. Je kent Sophie toch.’

Maar ik kende haar niet. Niet echt. We hadden elkaar één keer vluchtig gezien op een verjaardag, waar ze me had begroet met een glimlach die te groot was om oprecht te zijn. Sindsdien bleef ze een schim in mijn leven – altijd aanwezig in verhalen, nooit in persoon.

Op een druilerige woensdag besloot ik dat het genoeg was. Ik wilde antwoorden. Ik wilde weten wie Sophie was en waarom Daan haar nodig had op een manier die hij mij nooit toeliet.

‘Ik wil Sophie ontmoeten,’ zei ik die avond tijdens het eten.

Daan verslikte zich bijna in zijn pasta. ‘Waarom? Je vertrouwt me toch?’

‘Het gaat niet om vertrouwen,’ loog ik. ‘Ik wil gewoon weten wie zo belangrijk voor je is.’

Hij stemde uiteindelijk toe, maar zijn enthousiasme was ver te zoeken.

De dag van de ontmoeting voelde als een examen waarvoor ik niet had geleerd. Mijn handen trilden toen ik aanbelde bij Sophie’s appartement in Lombok. Ze deed open met een brede glimlach en sloeg haar armen om Daan heen alsof ik lucht was.

‘Jij bent dus Marieke! Wat leuk dat je er bent,’ zei ze opgewekt.

We zaten aan haar keukentafel, omringd door planten en foto’s van haar en Daan door de jaren heen. Op elke foto stonden ze dicht tegen elkaar aan, lachend, hun hoofden tegen elkaar gedrukt. Mijn maag draaide zich om.

‘Dus… jullie slapen vaak samen?’ vroeg ik voorzichtig.

Sophie lachte hardop. ‘Ja joh! Al sinds we klein zijn. We kunnen uren praten zonder dat het ongemakkelijk wordt.’

‘En… slapen jullie dan echt samen in één bed?’

Ze knikte zonder schaamte. ‘Natuurlijk! Maar maak je geen zorgen, Marieke. Daan is als familie voor me.’

Familie. Het woord bleef hangen in de lucht als een dreigend onweer.

De avond verliep stroef. Daan probeerde het gesprek luchtig te houden, maar ik voelde me steeds meer een buitenstaander in hun wereld vol inside jokes en herinneringen waar ik geen deel van uitmaakte.

Thuis barstte de bom.

‘Waarom voel ik me altijd tweede keus bij jou?’ snikte ik terwijl de tranen over mijn wangen stroomden.

Daan zuchtte diep en liet zich op de bank vallen. ‘Je begrijpt het niet, Marieke. Sophie is gewoon… mijn veilige haven. Als alles misgaat, weet ik dat zij er is.’

‘En ik dan? Ben ik niet genoeg?’

Hij keek me aan met ogen vol twijfel. ‘Het is anders met jou. Jij bent mijn toekomst, maar Sophie… zij is mijn verleden.’

Die nacht sliep ik op de bank, starend naar het plafond terwijl Daan in onze slaapkamer lag. Mijn hoofd tolde van vragen waar geen antwoorden op leken te bestaan.

De dagen daarna waren ongemakkelijk. We spraken nauwelijks met elkaar, en als we dat wel deden, was het alsof er een onzichtbare muur tussen ons stond.

Op een avond kwam mijn zusje Anouk langs. Ze zag meteen dat er iets mis was.

‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ze terwijl ze haar jas ophing.

Ik vertelde haar alles – over Daan, over Sophie, over hoe klein en onzeker ik me voelde.

Anouk pakte mijn hand vast. ‘Je verdient iemand die voor jou kiest, Marieke. Niet iemand die met één been in het verleden blijft hangen.’

Haar woorden sneden diep, maar ze had gelijk.

Die nacht besloot ik dat het zo niet langer kon. Ik moest kiezen voor mezelf.

Toen Daan thuiskwam van zijn werk zat ik hem op te wachten in de keuken.

‘We moeten praten,’ begon ik zachtjes.

Hij knikte en ging tegenover me zitten.

‘Ik kan dit niet meer,’ zei ik terwijl mijn stem brak. ‘Ik wil niet altijd tweede keus zijn. Ik wil iemand die volledig voor mij kiest.’

Daan keek naar zijn handen en zweeg lang voordat hij antwoordde.

‘Misschien heb je gelijk,’ fluisterde hij uiteindelijk. ‘Misschien ben ik te bang om los te laten wat vertrouwd voelt.’

We huilden allebei die avond – om wat we hadden verloren, om wat nooit echt van ons was geweest.

De weken daarna waren zwaar. Ik verhuisde naar een klein studiootje aan de rand van de stad en probeerde mezelf opnieuw uit te vinden zonder Daan aan mijn zijde.

Soms zie ik hem nog lopen langs de gracht, hand in hand met Sophie. Het doet pijn, maar ergens ben ik ook opgelucht dat ik eindelijk voor mezelf heb gekozen.

Nu vraag ik me af: waarom houden we zo vast aan mensen uit ons verleden als ze onze toekomst in de weg staan? En hoe weet je wanneer het tijd is om los te laten?