Liefde tegen de stroom in: Hoe ik verliefd werd op de zoon van mijn vaders grootste vijand
‘Waarom moet je altijd alles kapotmaken, Eva?’ De stem van mijn vader galmt nog na in de gang, terwijl ik met trillende handen mijn jas aantrek. Mijn moeder staat in de keuken, haar rug naar me toe, haar schouders gespannen. Ik weet dat ze luistert, maar ze zegt niets. Het is alsof het huis zelf zijn adem inhoudt.
‘Ik maak niets kapot, pap. Ik wil gewoon gelukkig zijn,’ fluister ik, meer tegen mezelf dan tegen hem. Maar hij hoort het toch. Hij draait zich om, zijn gezicht rood van woede en verdriet. ‘Met hem? Met Daan? Je weet wat zijn vader ons heeft aangedaan!’
Ik knik. Natuurlijk weet ik het. Iedereen in het dorp weet het. Vroeger waren onze families onafscheidelijk; mijn vader en Arjan, Daans vader, waren als broers. Tot die ene zomeravond, nu bijna twintig jaar geleden, toen er iets gebeurde waar niemand over praat, maar waar iedereen omheen loopt alsof het een open wond is.
Daan en ik ontmoetten elkaar bij toeval, tijdens een vrijwilligersdag in het buurthuis. Hij lachte naar me zoals niemand ooit had gedaan – open, warm, zonder oordeel. We raakten aan de praat over muziek, over reizen, over dromen die groter waren dan dit dorp aan de rand van de Veluwe. Ik voelde me licht bij hem, alsof ik eindelijk adem kon halen.
Maar thuis was het anders. Mijn vader sloeg dicht als ik Daans naam noemde. Mijn moeder keek weg, haar ogen vol zorgen die ze niet uitsprak. Mijn broer Bas lachte het weg – ‘Je weet toch dat pap zich aanstelt’ – maar zelfs hij hield afstand als Daan in de buurt was.
De eerste keer dat Daan me ophaalde voor een wandeling door het bos, stond mijn vader voor het raam te kijken. Zijn blik sneed door het glas heen. ‘Weet je zeker dat je dit wilt?’ vroeg Daan zachtjes toen we eenmaal buiten waren. Ik knikte, maar diep vanbinnen voelde ik de twijfel knagen.
‘Wat is er precies gebeurd tussen onze vaders?’ vroeg ik die middag terwijl we op een omgevallen boomstam zaten.
Daan haalde zijn schouders op. ‘Mijn vader zegt dat het allemaal een misverstand was. Iets met geld, een stuk grond… Maar jouw vader heeft hem nooit meer aangekeken.’
‘En jij?’
Hij glimlachte droevig. ‘Ik ben niet mijn vader.’
Die woorden bleven hangen. Ik wilde geloven dat we vrij waren van het verleden, dat we onze eigen keuzes konden maken. Maar elke keer als ik thuiskwam en de stilte in huis voelde, wist ik dat het niet zo simpel was.
De weken gingen voorbij. Daan en ik werden steeds closer. We fietsten samen naar Zwolle, dronken koffie in kleine cafés en droomden over samenwonen in een stad waar niemand ons kende. Maar thuis werd de spanning ondraaglijk.
Op een avond barstte alles los. Mijn vader zat aan de keukentafel, zijn handen om een kop koffie geklemd alsof hij zich eraan vast moest houden.
‘Je moeder slaapt slecht,’ zei hij zonder op te kijken.
‘Dat spijt me,’ antwoordde ik zacht.
‘Waarom doe je dit ons aan?’
Ik voelde de tranen prikken achter mijn ogen. ‘Omdat ik van hem hou.’
Hij sloeg met zijn vuist op tafel. ‘Hou op! Je weet niet wat liefde is! Je weet niet wat verraad is!’
Mijn moeder kwam binnen, haar gezicht bleek. ‘Jan…’
Maar hij stond al op, liep naar buiten en sloeg de deur achter zich dicht.
Die nacht lag ik wakker. De regen tikte tegen het raam en ergens in huis hoorde ik mijn moeder zachtjes huilen. Ik voelde me verscheurd tussen twee werelden die elkaar niet wilden raken.
De volgende dag besloot ik met Bas te praten. Hij zat op zijn kamer te gamen, maar zette meteen het geluid uit toen hij mijn gezicht zag.
‘Het is niet eerlijk,’ zei ik. ‘Waarom moet ik kiezen?’
Bas zuchtte. ‘Pap is gewoon bang om je kwijt te raken. Net zoals hij Arjan kwijt is geraakt.’
‘Maar ik ben niet Arjan. En Daan is niet pap.’
Hij knikte langzaam. ‘Misschien moet je dat pap zelf vertellen.’
Die avond wachtte ik tot mijn vader thuiskwam van zijn werk bij de gemeente. Ik zat al klaar aan de keukentafel, mijn handen gevouwen in mijn schoot.
‘Pap…’ begon ik toen hij binnenkwam.
Hij keek me aan, moe en ouder dan ooit.
‘Ik wil niet kiezen tussen jou en Daan,’ zei ik zacht. ‘Maar als je me dwingt… dan verlies je me misschien allebei.’
Hij zweeg lang. Toen haalde hij diep adem.
‘Weet je wat Arjan heeft gedaan?’ vroeg hij uiteindelijk.
Ik schudde mijn hoofd.
‘Hij heeft me verraden. We zouden samen een stuk grond kopen om een camping te beginnen. Maar op het laatste moment heeft hij alles op zijn naam gezet en mij buiten gesloten.’ Zijn stem brak even. ‘We waren vrienden sinds de kleuterschool.’
Ik voelde medelijden, maar ook woede om alles wat verloren was gegaan door trots en misverstanden.
‘Misschien moet je hem vergeven,’ fluisterde ik.
Mijn vader keek weg. ‘Sommige dingen kun je niet vergeven.’
Maar iets in zijn houding was veranderd – een kleine opening waar hoop doorheen kon glippen.
De weken daarna probeerde ik bruggen te bouwen. Ik nodigde Daan uit voor het avondeten – tot grote schrik van mijn ouders – en hoewel het gesprek stroef verliep, bleef iedereen zitten tot het toetje op was.
Langzaam ontdooide de sfeer. Mijn moeder vroeg Daan naar zijn studie biologie; Bas maakte flauwe grappen over familievetes; zelfs mijn vader stelde een vraag over Daans werk bij Staatsbosbeheer.
Op een avond kwam Arjan zelf langs om mijn vader te spreken. Ze zaten urenlang in de tuin te praten terwijl Daan en ik binnen zaten te wachten, onze handen ineengestrengeld onder tafel.
Toen mijn vader weer binnenkwam, keek hij me aan met vochtige ogen.
‘Misschien… misschien moeten we verder gaan,’ zei hij zacht.
Het was geen vergeving, geen verzoening – maar wel een begin.
Nu woon ik samen met Daan in Utrecht, ver weg van het dorp waar alles begon maar nooit echt eindigde. Soms denk ik terug aan die avonden vol ruzie en stilte, aan de pijn van kiezen tussen liefde en familie.
Hebben we echt controle over wie we liefhebben? Of zijn we allemaal gevangenen van verhalen die vóór ons begonnen? Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen je hart en je familie?