Het Geheim Achter de Muur: Mijn Nieuwe Huis, Mijn Nachtmerrie

‘Wat is dat voor geluid?’ fluisterde ik tegen mezelf terwijl ik met trillende handen het stuk gips uit de muur trok. Het was mijn derde avond in mijn nieuwe huis aan de Oudegracht, en ik had gehoopt op stilte, op rust. Maar het gekras achter het behang liet me niet los. Mijn hart bonsde in mijn keel toen ik eindelijk een klein houten doosje vond, verstopt tussen de balken.

Met een diepe zucht zette ik het doosje op tafel. Mijn vingers gleden over het verweerde hout, en ik voelde een koude rilling over mijn rug lopen. ‘Kom op, Raymond, je bent geen kind meer,’ mompelde ik. Toch aarzelde ik even voordat ik het deksel opende. Binnenin lag een oude, stoffige pop met gebroken porseleinen ogen die me leken aan te staren. Naast de pop lag een vergeeld briefje, waarop met bibberige hand was geschreven: “Laat haar niet wakker worden.”

Mijn adem stokte. ‘Wat is dit voor flauwekul?’ probeerde ik hardop te zeggen, maar mijn stem klonk hol in de lege kamer. De pop voelde koud aan, alsof ze net uit een kelder was gehaald. Ik legde haar terug in het doosje en probeerde mezelf tot rust te brengen. Maar die nacht kon ik niet slapen. Steeds weer zag ik die lege ogen voor me, hoorde ik het gekras achter de muur.

De volgende ochtend belde mijn moeder. ‘En, hoe bevalt je nieuwe huis?’ vroeg ze opgewekt.

‘Mam… er is iets raars gebeurd,’ begon ik aarzelend. ‘Ik heb iets gevonden in de muur. Een pop. En een briefje.’

Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn. ‘Een pop?’ Haar stem klonk ineens gespannen. ‘Raymond, misschien moet je dat gewoon weggooien. Oude huizen zitten vol met rare dingen.’

‘Maar mam, het voelde… alsof het expres verstopt was. Alsof iemand niet wilde dat het gevonden werd.’

Ze zuchtte diep. ‘Je vader had ook altijd van die ideeën toen we net verhuisden naar Amersfoort. Je weet toch nog die kelderdeur?’

‘Ja, maar dit is anders,’ hield ik vol.

Die dag besloot ik meer te weten te komen over het huis. Ik liep naar het archief van de gemeente Utrecht en vroeg naar oude bouwtekeningen en bewonersregisters. De vrouw achter de balie keek me nieuwsgierig aan toen ik haar uitlegde waarom.

‘Er zijn wel vaker mensen die rare dingen vinden in die oude panden,’ zei ze terwijl ze door de papieren bladerde. ‘Maar meestal zijn het gewoon muizennesten of vergeten speelgoed.’

‘Dit voelde anders,’ zei ik zacht.

Thuisgekomen bladerde ik door de documenten. Het huis was in 1894 gebouwd door een zekere Willem van Dijk, een naam die vaag bekend klonk. Mijn gedachten dwaalden af naar mijn oma, die altijd geheimzinnig deed over haar jeugd in Utrecht.

Die avond nodigde ik mijn zus Marieke uit om te komen eten. Ze was altijd nuchterder dan ik en zou me vast uitlachen om mijn angst.

‘Dus je hebt een spookpop gevonden?’ grinnikte ze terwijl ze haar jas ophing.

‘Het is niet grappig, Mariek,’ zei ik gekwetst. ‘Het voelde… alsof iemand me waarschuwde.’

Ze keek me aan en haar gezicht werd serieus toen ze de pop zag. ‘Die lijkt op die pop van oma…’ fluisterde ze.

‘Welke pop?’

‘Die porseleinen pop waar niemand aan mocht komen. Oma zei altijd dat die ongeluk bracht.’

Een koude rilling trok door mijn lijf. ‘Denk je dat…’

‘Nee joh,’ onderbrak Marieke zichzelf snel, maar haar ogen weken niet van de pop.

Die nacht droomde ik onrustig. Ik stond in een donkere kamer, hoorde gefluister achter de muren en zag schaduwen bewegen. De pop stond midden in de kamer en haar ogen volgden me overal.

De dagen erna werd het gevoel van onrust sterker. Kleine dingen gingen mis: lampen flikkerden, deuren vielen dicht zonder reden. Mijn vrienden lachten me uit toen ik het vertelde.

‘Misschien moet je gewoon wat vaker naar buiten gaan,’ zei mijn collega Jasper tijdens de lunch.

Maar ik kon het niet loslaten. Ik besloot oma op te zoeken in het verzorgingstehuis.

‘Oma, weet u iets van een pop die in ons oude huis verstopt zat?’ vroeg ik voorzichtig.

Haar ogen werden groot en haar handen begonnen te trillen. ‘Die pop… Die hoorde bij tante Anna. Ze zei altijd dat er iets mis mee was.’

‘Wat dan?’

Oma keek weg. ‘Anna werd ziek nadat ze met die pop speelde. Daarna heeft opa haar verstopt achter de muur, zodat niemand er nog bij kon.’

‘Maar waarom?’

‘Omdat Anna zei dat de pop met haar sprak…’

Ik voelde kippenvel op mijn armen. ‘Oma, denkt u dat…’

Ze schudde haar hoofd. ‘Soms moet je dingen laten rusten, jongen.’

Maar ik kon het niet laten rusten. Die nacht besloot ik de pop terug te brengen naar waar ik haar gevonden had. Terwijl ik het doosje weer tussen de balken schoof, voelde ik een vreemde rust over me heen komen.

Toch bleef er iets knagen. Waarom had niemand mij ooit verteld over tante Anna? Waarom werd er altijd gezwegen over bepaalde dingen in onze familie?

De weken daarna probeerde ik verder te gaan met mijn leven in Utrecht, maar het huis voelde nooit meer helemaal als thuis. Soms hoorde ik nog steeds gekras achter de muren, soms voelde ik me bekeken.

Nu zit ik hier, aan dezelfde tafel waar ik die pop vond, en vraag ik me af: zijn sommige geheimen beter verborgen? Of moeten we juist alles onder ogen zien, hoe pijnlijk ook?

Wat zouden jullie doen als je zoiets vond? Zou je het laten rusten of juist op zoek gaan naar de waarheid?