Wanneer vrijheid een illusie blijkt: Mijn leven met schoonmoeder in Amsterdam

‘Je begrijpt het niet, Daan! Ik kan zo niet verder!’ Mijn stem trilt terwijl ik mijn handen om mijn mok koffie klem. Het is zondagochtend, de regen tikt zachtjes tegen het raam van ons kleine appartement in Amsterdam-Noord. Daan kijkt me vermoeid aan, zijn ogen rood van de slapeloze nachten. ‘Wat wil je dan dat ik doe, Sanne? Het is mijn moeder.’

Zijn moeder. Mevrouw Van Dijk. Tien jaar geleden, toen we samen de hypotheek op dit appartement afsloten, was het een praktische oplossing: zij trok bij ons in, betaalde mee aan de lasten en beloofde plechtig dat ze zou vertrekken zodra de hypotheek was afbetaald. ‘Dan hebben jullie je eigen plek,’ zei ze toen, haar hand geruststellend op mijn arm. Ik geloofde haar. Ik wilde haar geloven.

Nu is het zover. De hypotheek is afbetaald. Maar mevrouw Van Dijk heeft haar koffers niet gepakt. Integendeel, ze lijkt zich alleen maar dieper in ons leven te nestelen. Haar pantoffels staan pontificaal in de gang, haar geur hangt in de woonkamer, haar stem klinkt als eerste in de ochtend en als laatste voor het slapengaan.

‘Misschien moeten we gewoon nog even geduld hebben,’ zegt Daan zachtjes. ‘Ze heeft het hier naar haar zin.’

‘Maar ik niet!’ Mijn stem breekt. ‘Ik voel me een indringer in mijn eigen huis.’

Die avond lig ik wakker naast Daan. Zijn ademhaling is zwaar; hij slaapt eindelijk. Maar ik kan alleen maar staren naar het plafond, mijn gedachten razen. Hoe is het zover gekomen? Waar is onze intimiteit gebleven? Wanneer hebben we elkaar voor het laatst aangeraakt zonder dat we bang waren dat zijn moeder elk moment binnen kon komen?

De volgende ochtend zit mevrouw Van Dijk al aan de keukentafel als ik binnenkom. Ze roert in haar thee en kijkt me aan met die doordringende blik die ik inmiddels zo goed ken.

‘Sanne, wil je straks even helpen met de boodschappen?’ vraagt ze.

‘Ik moet werken,’ mompel ik.

‘Ach ja, werken…’ Ze zucht alsof mijn baan bij de bibliotheek een hobby is die haar vooral tot last is.

Op mijn werk probeer ik me te concentreren op het sorteren van boeken, maar mijn gedachten dwalen steeds af naar thuis. Mijn collega Marieke merkt het op.

‘Gaat het wel goed met je?’ vraagt ze voorzichtig.

Ik knik, maar mijn ogen vullen zich met tranen. ‘Het is thuis… Ik weet niet meer wat ik moet doen.’

Marieke legt haar hand op mijn arm. ‘Je moet voor jezelf kiezen, Sanne. Anders raak je jezelf kwijt.’

Thuisgekomen tref ik mevrouw Van Dijk en Daan samen op de bank. Ze lachen om iets op televisie. Zodra ik binnenkom, verstomt het gelach.

‘Hoi,’ zeg ik zachtjes.

‘Hoi lieverd,’ zegt Daan, maar zijn blik ontwijkt de mijne.

Die avond probeer ik met Daan te praten. ‘Weet je nog hoe het was toen we hier net woonden? Hoe we samen plannen maakten voor de toekomst?’

Hij knikt zwijgend.

‘Ik mis ons,’ fluister ik.

Hij pakt mijn hand vast, maar zijn grip is slap. ‘Het komt wel goed,’ zegt hij, maar zijn stem klinkt hol.

De dagen verstrijken. Mevrouw Van Dijk lijkt zich steeds meer thuis te voelen. Ze schuift aan bij elk gesprek, bemoeit zich met onze boodschappen, onze planning, zelfs met wat we eten.

Op een avond barst de bom.

‘Waarom moet jij altijd zo moeilijk doen?’ snauwt mevrouw Van Dijk als ik voorstel om samen uit eten te gaan zonder haar.

‘Omdat ik ook tijd met mijn man wil doorbrengen!’ roep ik uit.

Daan springt ertussen. ‘Rustig! We hoeven toch geen ruzie te maken?’

Maar het kwaad is al geschied. Mevrouw Van Dijk trekt zich beledigd terug op haar kamer en Daan kijkt mij verwijtend aan.

‘Waarom doe je zo onaardig tegen haar?’ vraagt hij zachtjes.

‘Omdat ze ons leven overneemt! Zie je dat dan niet?’

Hij schudt zijn hoofd en loopt weg.

Die nacht huil ik stilletjes in bed. Ik voel me gevangen tussen loyaliteit aan mijn man en het verlangen naar vrijheid. Mijn vrienden zie ik nauwelijks nog; als ik ze uitnodig, voelt het alsof ze op bezoek komen bij mevrouw Van Dijk in plaats van bij mij.

Op een dag belt mijn moeder uit Groningen. ‘Sanne, kom een weekendje langs. Je klinkt zo ongelukkig.’

Ik pak mijn tas en vertrek halsoverkop naar het noorden. In de trein staar ik uit het raam terwijl het landschap aan me voorbijglijdt. Mijn moeder wacht me op met open armen en warme chocolademelk.

‘Je moet voor jezelf kiezen,’ zegt ze zachtjes terwijl ze over mijn haar strijkt zoals vroeger.

‘Maar hoe dan? Ik wil Daan niet kwijt…’

‘Als hij echt van je houdt, kiest hij ook voor jou.’

Terug in Amsterdam lijkt alles hetzelfde, maar iets in mij is veranderd. Ik besluit dat het zo niet langer kan.

Die avond wacht ik tot mevrouw Van Dijk naar bed is en ga naast Daan op de bank zitten.

‘Daan, luister naar me. Ik kan zo niet verder. Of zij vertrekt, of ik ga weg.’

Hij kijkt me aan alsof hij me voor het eerst ziet. ‘Je meent het…’

‘Ja,’ zeg ik vastberaden. ‘Ik wil mijn leven terug.’

Er volgt een lange stilte waarin alleen het tikken van de klok hoorbaar is.

De dagen daarna zijn gespannen. Mevrouw Van Dijk merkt dat er iets veranderd is en probeert zich van haar beste kant te laten zien: ze kookt uitgebreid, doet extra haar best om aardig te zijn. Maar het is te laat; de barst zit diep.

Op een avond komt Daan thuis met rode ogen.

‘Ik heb met mam gepraat,’ zegt hij zachtjes. ‘Ze gaat over twee maanden naar een seniorenwoning in Purmerend.’

Ik voel opluchting én verdriet tegelijk. Opluchting omdat er eindelijk ruimte komt voor onszelf; verdriet omdat er iets onherstelbaar beschadigd is tussen mij en Daan.

De weken daarna verlopen stroef. Mevrouw Van Dijk pakt langzaam haar spullen in; elke doos voelt als een overwinning én een nederlaag tegelijk.

Als ze vertrekt, blijft er een stilte achter die bijna ondraaglijk is. Daan en ik zitten samen op de bank, maar weten niet meer hoe we moeten praten zonder haar als buffer tussen ons in.

Soms vraag ik me af: was dit het waard? Hebben we elkaar niet verloren in de strijd om vrijheid?

Misschien is dat wel de grootste vraag: hoeveel ben je bereid op te offeren voor je eigen geluk? Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen liefde en jezelf?