Alles voor het gezin: Het verhaal van een vrouw die zichzelf verloor

‘Waarom ben je nooit thuis, Mark?’ Mijn stem trilde terwijl ik de borden op het aanrecht zette. Het was een dinsdagavond in maart, de regen tikte onophoudelijk tegen het raam. Mark keek niet op van zijn telefoon. ‘Ik heb het druk op werk, Sanne. Je weet toch hoe het gaat bij de gemeente in deze tijd van het jaar.’

Ik slikte. Mijn handen trilden lichtjes terwijl ik de vaatwasser inruimde. Onze dochter, Lotte, zat zwijgend aan tafel met haar huiswerk. De stilte in huis was anders dan vroeger – zwaarder, alsof elk woord dat niet werd uitgesproken als een steen op mijn borst lag.

‘Je bent altijd weg,’ fluisterde ik, meer tegen mezelf dan tegen hem. Mark zuchtte en stond op. ‘Ik ga nog even naar kantoor. Maak je niet druk.’ Zonder me aan te kijken, pakte hij zijn jas en was weg.

Die nacht lag ik wakker. Mijn gedachten maalden: wanneer was ik mezelf kwijtgeraakt? Was het toen Lotte werd geboren en ik besloot minder te werken? Of toen Mark promotie maakte en ik alles opzijzette om het hem makkelijker te maken? Ik had altijd gedacht dat liefde betekende dat je jezelf opoffert voor de ander. Maar nu voelde ik me leeg.

De weken daarna werd Marks afwezigheid steeds opvallender. Hij kwam laat thuis, rook naar parfum dat niet van mij was, en zijn blik gleed steeds vaker langs me heen alsof ik lucht was. Op een avond, toen Lotte bij een vriendin logeerde, confronteerde ik hem.

‘Is er iemand anders?’ Mijn stem brak. Mark keek me eindelijk aan, zijn ogen koud en moe. ‘Ja,’ zei hij zacht. ‘Het spijt me, Sanne. Ik kan dit niet meer.’

De grond verdween onder mijn voeten. Alles waarvoor ik had geleefd – mijn gezin, mijn huwelijk – viel in duigen. Mark vertrok diezelfde avond nog. Ik bleef achter in een huis dat ineens veel te groot en te stil was.

De eerste weken na zijn vertrek leefde ik op de automatische piloot. Ik bracht Lotte naar school, deed boodschappen, werkte parttime in de bibliotheek. Maar elke avond als ik thuiskwam, voelde ik de leegte als een koude wind door het huis waaien.

Mijn moeder belde vaak. ‘Je moet voor jezelf zorgen, Sanne,’ zei ze dan streng. Maar hoe doe je dat als je niet eens meer weet wie je bent? Mijn leven had altijd in het teken gestaan van anderen: eerst mijn ouders, toen Mark, daarna Lotte.

Op een dag stond Lotte huilend in de keuken. ‘Mama, waarom is papa weg? Heb ik iets fout gedaan?’ Haar verdriet sneed dieper dan mijn eigen pijn. Ik trok haar tegen me aan en fluisterde: ‘Nee lieverd, dit is niet jouw schuld. Soms lopen dingen anders dan we hopen.’

Maar zelfs terwijl ik haar troostte, voelde ik me schuldig. Had ik niet harder moeten vechten voor ons gezin? Had ik Mark niet moeten laten gaan?

De maanden gingen voorbij. Mark kwam Lotte om het weekend halen; hun gesprekken waren stroef en ongemakkelijk. Ik zag hoe ze worstelde met haar loyaliteit – haar vader missen, maar mij niet willen kwetsen.

Op een avond zat ik met mijn vriendin Iris op het terras van ons favoriete café aan de gracht in Utrecht. ‘Je moet weer iets voor jezelf gaan doen,’ zei ze terwijl ze haar glas wijn neerzette. ‘Wanneer heb je voor het laatst iets gedaan waar jij blij van wordt?’

Ik kon geen antwoord geven. Alles wat ik ooit leuk vond – schilderen, wandelen in de duinen – was op de achtergrond geraakt. ‘Misschien moet je weer gaan schilderen,’ stelde Iris voor.

Die nacht haalde ik mijn oude schildersspullen van zolder. De geur van verf bracht herinneringen terug aan wie ik ooit was: een jonge vrouw met dromen en ambities. Voorzichtig zette ik penseel op doek. De eerste streken waren onwennig, maar langzaam kwam er iets tot leven onder mijn handen.

Langzaam vond ik mezelf terug in kleine dingen: een wandeling langs de Vecht, koffie drinken op een bankje in het park, een boek lezen zonder gestoord te worden. Ik begon weer te lachen – soms zelfs hardop – om kleine dingen die me vroeger niet eens waren opgevallen.

Toch bleef het moeilijk als Lotte vroeg: ‘Komt papa ooit nog terug?’ Of als ik Mark zag met zijn nieuwe vriendin – jonger, spontaner, alles wat ik dacht dat ik niet meer was.

Op een dag stond mijn moeder onverwacht voor de deur met appeltaart. Ze keek me doordringend aan. ‘Sanne, je mag verdrietig zijn. Maar je mag ook weer gelukkig worden.’

We praatten urenlang over vroeger – over hoe zij na de dood van mijn vader ook opnieuw moest beginnen. ‘Het leven is niet eerlijk,’ zei ze zacht, ‘maar jij bent sterker dan je denkt.’

Die woorden bleven hangen. Misschien hoefde ik niet alles alleen te doen; misschien mocht ik hulp vragen.

Toen Lotte op school werd gepest omdat haar ouders gescheiden waren, brak er iets in mij. Ik ging naar haar school en sprak met haar juf, mevrouw De Vries.

‘We doen ons best om alle kinderen te begeleiden,’ zei ze vriendelijk, ‘maar misschien kan Lotte baat hebben bij een gesprek met onze schoolmaatschappelijk werker.’

Samen met Lotte ging ik naar die gesprekken. We leerden praten over onze gevoelens – over boosheid, verdriet en hoop.

Langzaam groeide er iets nieuws tussen mij en Lotte: een band die gebaseerd was op eerlijkheid en kwetsbaarheid in plaats van alleen maar zorgen en beschermen.

Op een dag vroeg ze: ‘Mama, ben jij nu gelukkig?’

Ik dacht na voordat ik antwoordde. ‘Ik ben onderweg naar gelukkig zijn,’ zei ik uiteindelijk. ‘En weet je? Dat is al heel wat.’

Inmiddels zijn we twee jaar verder. Mark woont samen met zijn vriendin in Amersfoort; Lotte gaat om het weekend naar hem toe en lijkt haar draai te vinden tussen twee huizen.

Ik werk nu fulltime bij de bibliotheek en geef schilderles aan kinderen uit de buurt. Soms voel ik nog steeds de pijn van verlies – vooral als ik oude foto’s tegenkom of als Lotte verdrietig thuiskomt omdat ze haar vader mist.

Maar er is ook ruimte gekomen voor iets nieuws: trots op mezelf, op hoe ver we zijn gekomen samen.

Soms vraag ik me af: hoeveel vrouwen in Nederland leven hun leven voor anderen zonder zichzelf ooit echt te leren kennen? En durven we uiteindelijk te kiezen voor onszelf – of blijven we gevangen in wat anderen van ons verwachten?