Toen Mijn Leven Niet Meer Van Mij Was: Het Verhaal van een Nederlandse Oma
‘Mam, je doet het toch graag? Je bent toch met pensioen?’ De stem van mijn dochter Marloes klinkt door de telefoon, licht dwingend, bijna verwijtend. Ik staar naar het kopje thee in mijn trillende handen. Het is de derde keer deze week dat ze belt met dezelfde vraag: of ik morgen weer op de kinderen kan passen.
‘Marloes, ik had eigenlijk met Anja afgesproken om naar het museum te gaan,’ probeer ik voorzichtig. Maar haar zucht snijdt dwars door mijn woorden heen.
‘Mam, het is echt maar voor één keertje extra. Je weet hoe druk het is op mijn werk. En Bas heeft weer een vergadering tot laat.’
Ik slik. Natuurlijk weet ik het. Ik weet alles van hun drukke levens, hun stress, hun ambities. Maar weten zij nog iets van mij? Van wie ik was voordat ik “oma” werd?
Het begon allemaal zo onschuldig. Toen ik vijf jaar geleden met pensioen ging na veertig jaar als verpleegkundige in het Diakonessenhuis, voelde ik me eindelijk vrij. Vrij om te reizen, te schilderen, met vriendinnen te lunchen in de stad. Maar toen kwam de eerste vraag: ‘Mam, kun je oppassen als wij werken?’
Natuurlijk wilde ik helpen. Wie wil er nou geen deel uitmaken van het leven van haar kleinkinderen? Kleine Tijn en Lotte, met hun blonde krullen en ondeugende lachjes, waren mijn zonnestraaltjes. Maar langzaam veranderde het ritme van mijn dagen. Mijn agenda vulde zich met schooltijden, zwemlessen, boterhammen smeren en vieze handjes afvegen.
‘Oma, mag ik nog een koekje?’ Lotte kijkt me aan met grote ogen terwijl Tijn al stiekem in de koektrommel graait. Ik glimlach en geef toe, zoals altijd. Maar ergens diep vanbinnen voel ik een steek van gemis – naar stilte, naar tijd voor mezelf.
Het werd een gewoonte. Elke maandag, woensdag en vrijdag stond ik om half acht bij Marloes voor de deur. Soms ook op donderdag, als Bas weer eens moest overwerken. Mijn vriendinnen begonnen te vragen waarom ik nooit meer meeging naar de film of de markt.
‘Je bent toch niet hun au pair?’ lachte Anja eens schamper tijdens een lunch die ik bijna had afgezegd.
‘Nee joh,’ lachte ik mee, maar het voelde niet als een grap.
De weken werden maanden. De maanden werden jaren. Mijn wereld werd kleiner en kleiner. Mijn schildersezel stond stof te vangen in de hoek van de kamer. Mijn paspoort lag ongebruikt in de la. Ik was niet langer Rietje van den Berg, de vrouw die hield van reizen en kunst – ik was “oma”, altijd beschikbaar, altijd paraat.
De echte klap kwam op een regenachtige dinsdagmiddag. Ik was moe, zo moe. Tijn had koorts en Lotte wilde alleen maar huilen omdat haar knuffel kwijt was. Toen Marloes thuiskwam, verwachtte ik misschien een bedankje of een knuffel.
In plaats daarvan zei ze: ‘Mam, kun je morgen ook nog even blijven? Bas heeft een etentje met zijn baas.’
‘Marloes…’ begon ik, maar ze keek al op haar telefoon.
‘Het is echt belangrijk voor zijn carrière.’
Die avond zat ik alleen aan tafel. De stilte in huis was oorverdovend. Ik dacht aan vroeger – aan hoe mijn moeder altijd zei dat je jezelf niet moest wegcijferen voor anderen. Maar wat als die anderen je eigen kinderen zijn?
De weken daarna probeerde ik kleine grenzen te stellen. ‘Nee’ zeggen tegen extra dagen. Een middag voor mezelf plannen. Maar telkens als ik weigerde, voelde ik me schuldig – alsof ik faalde als moeder én als oma.
Op een dag belde mijn zoon Jeroen uit Groningen.
‘Mam, Marloes zegt dat je niet meer zo vaak wilt oppassen? Gaat het wel goed met je?’
Ik voelde de tranen prikken achter mijn ogen.
‘Ik ben gewoon… moe, Jeroen. Ik mis mezelf soms.’
Hij zweeg even aan de andere kant van de lijn.
‘Je mag ook aan jezelf denken, mam.’
Maar hoe doe je dat als iedereen om je heen verwacht dat je altijd klaarstaat?
De echte confrontatie kwam op een zondagmiddag tijdens het familiediner. De kinderen renden door de kamer terwijl Marloes en Bas druk praatten over hun werk.
‘Mam, kun je volgende week ook donderdagavond oppassen? We hebben kaartjes voor een concert.’
Ik keek haar aan en voelde iets in me breken.
‘Nee,’ zei ik zacht maar beslist.
De stilte die volgde was pijnlijk.
‘Waarom niet?’ vroeg Marloes verbaasd.
‘Omdat ik ook een leven heb,’ antwoordde ik. Mijn stem trilde, maar ik hield vol. ‘Ik wil weer schilderen. Ik wil naar het museum met Anja. Ik wil… gewoon even Rietje zijn.’
Bas keek ongemakkelijk weg en Marloes trok haar wenkbrauwen op.
‘Maar mam… we hebben je nodig.’
‘En ik heb mezelf nodig,’ zei ik.
Die avond huilde ik – van opluchting en verdriet tegelijk. Het voelde alsof ik iets belangrijks had teruggewonnen én verloren.
De weken daarna waren ongemakkelijk. Marloes belde minder vaak en als ze belde, klonk ze afstandelijker dan voorheen. Maar langzaam begon ik weer te leven. Ik schilderde weer – mijn eerste doek in jaren was een portret van Lotte en Tijn in het park.
Anja en ik gingen naar het museum en dronken koffie op het terras aan de Oudegracht. Voor het eerst in jaren voelde ik me weer mezelf.
Langzaam kwam er ook begrip van Marloes’ kant. Op een dag stond ze onverwacht voor de deur met bloemen.
‘Sorry mam,’ zei ze zacht. ‘We hebben je teveel gevraagd.’
We huilden samen – moeder en dochter – en vonden elkaar terug in een nieuw evenwicht.
Nu pas besef ik hoe makkelijk je jezelf kunt verliezen in de verwachtingen van anderen – zelfs als die anderen je eigen kinderen zijn. Hoeveel vrouwen zoals ik zijn er nog meer? Hoe vaak vergeten we dat we meer zijn dan alleen “oma” of “moeder”?
Misschien is het tijd dat we elkaar eraan herinneren: wie ben jij nog, als niemand iets van je vraagt?