“Ik heb alles gegeven voor mijn kinderen, maar nu ben ik alleen” – Het verhaal van Marijke van Dijk
“Waarom bel je nooit meer, Lieke?” Mijn stem trilt als ik het vraag, terwijl ik met mijn telefoon in de hand door de lege woonkamer loop. De stilte aan de andere kant van de lijn is oorverdovend. “Mam, ik heb het druk. Je weet toch dat ik net een nieuwe baan heb?” Haar stem klinkt gehaast, bijna geïrriteerd. Ik slik, voel hoe mijn hart zich samenknijpt. “Maar… ik mis je gewoon.”
Sinds mijn kinderen uit huis zijn, is het huis in Amersfoort te groot en te stil geworden. Vroeger was het hier altijd een chaos: rondslingerende schoenen in de gang, het gelach van mijn zoon Jasper dat door het huis galmde, de geur van pannenkoeken op woensdagmiddag. Nu hoor ik alleen nog het tikken van de klok en het zachte gezoem van de koelkast.
Mijn leven draaide altijd om mijn kinderen. Ik was die moeder die op het schoolplein stond te wachten, die haar carrière als verpleegkundige opgaf om thuis te zijn toen Jasper ziek werd. Ik was altijd beschikbaar, altijd paraat. “Je bent er altijd voor ons,” zei Lieke ooit met haar kleine handje in de mijne. Maar nu zijn ze volwassen, hebben ze hun eigen levens, hun eigen zorgen. En ik? Ik ben overbodig geworden.
Op zondag probeer ik het gezin bij elkaar te krijgen voor een etentje. “Jasper, kom je zondag eten? Ik maak je favoriete lasagne.”
Hij zucht aan de andere kant van de lijn. “Mam, ik heb voetbal met de jongens. Misschien een andere keer?”
“Maar… het is al zo lang geleden.” Mijn stem klinkt klein, smekend bijna.
“Sorry mam, echt. Volgende week misschien.”
Ik hang op en staar naar de foto’s op de schouw: Lieke met haar diploma in haar hand, Jasper als kleine jongen met zijn eerste voetbalshirt. Mijn man, Peter, kijkt me vanaf een vergeelde foto aan. Hij overleed vijf jaar geleden aan een hartaanval. Sindsdien ben ik alleen.
De dagen rijgen zich aaneen. Ik probeer mezelf bezig te houden: boodschappen doen bij de Albert Heijn, koffie drinken met buurvrouw Ans, af en toe een wandeling door het park. Maar alles voelt leeg zonder mijn gezin om me heen.
Op een dag besluit ik spontaan naar Liekes appartement in Utrecht te rijden. Misschien verras ik haar wel positief. Onderweg voel ik mijn hart bonzen van spanning en hoop. Als ik aankom, zie ik haar fiets tegen het hek staan. Ik bel aan.
Ze doet open met een verbaasde blik. “Mam? Wat doe je hier?”
“Ik dacht… misschien kunnen we samen lunchen?”
Ze kijkt ongemakkelijk achterom, waar haar vriend Thomas in de woonkamer zit. “Eh… nu komt eigenlijk niet zo goed uit. We hadden net ruzie en ik wil even alleen zijn.”
De afwijzing snijdt door me heen als een mes. “Natuurlijk lieverd, ik begrijp het.” Ik glimlach geforceerd en loop langzaam terug naar mijn auto.
Onderweg naar huis rollen de tranen over mijn wangen. Waarom voel ik me zo ongewenst? Heb ik iets verkeerd gedaan? Was ik te aanwezig? Te beschermend? Of juist niet genoeg?
’s Avonds belt Jasper onverwacht. “Mam, gaat het wel?”
Ik probeer luchtig te klinken. “Ja hoor jongen, maak je geen zorgen.”
Hij zwijgt even. “Je klinkt verdrietig.”
Ik slik en vertel hem hoe leeg het huis voelt zonder hen. Hoe ik soms niet weet wat ik met mezelf aan moet.
“Mam… we zijn niet weg omdat we je niet willen zien. We hebben gewoon ons eigen leven nu.”
“Maar waarom voelt het dan alsof jullie me vergeten zijn?” Mijn stem breekt.
Hij zucht diep. “Misschien moet je ook weer wat meer aan jezelf denken, mam.”
Maar hoe doe je dat als je hele identiteit altijd ‘moeder’ is geweest?
De dagen worden weken. Ik probeer nieuwe dingen: schilderlessen bij het buurthuis, vrijwilligerswerk in het verzorgingshuis waar Peter ooit lag na zijn eerste hartaanval. Daar ontmoet ik Henk, een weduwnaar met vriendelijke ogen en een zachte stem.
“Het is moeilijk hè, als je kinderen hun eigen weg gaan,” zegt hij op een dag terwijl we samen koffie drinken.
Ik knik en vertel hem over Lieke en Jasper, over mijn angsten en verdriet.
“Je mag trots zijn op jezelf,” zegt hij zacht. “Je hebt ze grootgebracht tot zelfstandige mensen.”
Zijn woorden raken me dieper dan ik had verwacht.
Langzaam begin ik te accepteren dat mijn rol verandert. Dat moeder zijn niet betekent dat ze me elke dag nodig hebben. Dat loslaten ook liefde is.
Op een regenachtige zaterdagmiddag belt Lieke ineens aan bij mij thuis.
“Mam… mag ik binnenkomen?” Haar ogen staan rood van het huilen.
Natuurlijk mag dat. Ze stort zich huilend in mijn armen en vertelt over haar relatieproblemen met Thomas, over haar onzekerheden op haar werk.
“Ik weet niet wat ik zonder jou moet,” snikt ze.
Ik streel haar haar zoals vroeger en voel hoe de oude band weer even terug is.
Misschien ben ik niet meer onmisbaar in hun dagelijks leven, maar op de momenten dat het ertoe doet, ben ik er nog steeds voor hen – en zij voor mij.
’s Avonds zit ik alleen aan tafel met een kop thee en kijk naar buiten waar de regen zachtjes tegen het raam tikt.
Heb ik mezelf verloren door alles voor mijn kinderen te geven? Of is dit gewoon een nieuw hoofdstuk waarin ik mezelf opnieuw mag leren kennen? Wat denken jullie: kun je ooit echt loslaten zonder jezelf kwijt te raken?