Ik heb haar als mijn eigen dochter liefgehad – maar toch brak mijn hart
‘Waarom heb je het gedaan, Sanne? Waarom?’ Mijn stem trilde, niet van woede, maar van pure wanhoop. Ze stond daar, haar rug tegen de muur van de gang, haar ogen groot en vochtig. Buiten tikte de regen tegen het raam, alsof zelfs de hemel mee wilde huilen.
‘Ik weet het niet,’ fluisterde ze. ‘Het was gewoon… Ik had het nodig.’
Mijn man, Erik, stond achter me. Zijn gezicht was strak, zijn kaken gespannen. ‘We hadden je alles gegeven wat je nodig had,’ zei hij zacht, bijna smekend. ‘Waarom heb je tegen ons gelogen?’
Sanne haalde haar schouders op en keek naar haar voeten. Ik voelde hoe mijn hart in duizend stukjes brak. Dit was het meisje dat ik drie jaar geleden in huis had genomen, toen haar moeder – mijn eigen zus – niet langer voor haar kon zorgen. Sanne was toen dertien, een schim van een kind, met blauwe plekken op haar ziel die niemand zag.
Ik herinner me nog de eerste nacht dat ze bij ons sliep. Ze lag stijf in bed, haar ogen wijd open in het donker. Ik zat naast haar en aaide haar haar. ‘Je bent veilig hier,’ fluisterde ik. ‘Wij zorgen voor je.’
Ze zei niets terug, maar ik zag een traan over haar wang glijden.
De jaren daarna waren niet makkelijk. Sanne was stil, teruggetrokken. Ze vertrouwde niemand – zeker mij niet. Toch probeerde ik alles: samen koekjes bakken, urenlang fietsen door de polder, eindeloze gesprekken over school en vriendinnen. Soms dacht ik dat we dichterbij kwamen. Soms lachte ze zelfs.
Maar nu stond ze daar, zestien jaar oud, en alles wat ik dacht dat we hadden opgebouwd, leek in één klap weg.
‘Het is maar vijftig euro,’ zei ze plotseling fel. ‘Alsof jullie dat niet kunnen missen!’
Erik zuchtte diep. ‘Het gaat niet om het geld, Sanne. Het gaat om vertrouwen.’
Ze draaide zich om en stormde de trap op. De deur van haar kamer sloeg dicht met een klap die door het hele huis echode.
Ik bleef achter in de gang, mijn rug tegen de muur. Mijn handen trilden. Erik legde zijn hand op mijn schouder.
‘We hebben gefaald,’ fluisterde ik. ‘Misschien… misschien kunnen wij haar gewoon niet geven wat ze nodig heeft.’
Erik schudde zijn hoofd. ‘We mogen haar niet opgeven.’
Maar diep vanbinnen voelde ik een leegte die ik niet kende.
De dagen daarna waren ijzig stil in huis. Sanne kwam nauwelijks uit haar kamer. Aan tafel at ze zwijgend, haar blik op haar bord gericht. Mijn zoon Bram – twee jaar jonger dan Sanne – keek me vragend aan, maar ik wist zelf ook geen antwoorden meer.
Op een avond hoorde ik stemmen op de gang. Bram stond voor Sannes deur.
‘Waarom doe je zo?’ vroeg hij zacht.
‘Laat me met rust,’ snauwde Sanne.
‘Je bent niet alleen degene die pijn heeft,’ zei Bram. ‘Weet je dat wel?’
Er viel een stilte. Toen hoorde ik zacht gesnik.
Ik liep naar boven en klopte voorzichtig op de deur.
‘Sanne? Mag ik binnenkomen?’
Geen antwoord. Toch deed ik de deur open.
Ze zat op haar bed, haar knieën opgetrokken tegen haar borst, haar gezicht nat van de tranen.
‘Ik weet niet waarom ik het deed,’ snikte ze. ‘Ik voelde me gewoon… alleen. Alsof ik hier nooit echt bij hoor.’
Mijn hart brak opnieuw. Ik ging naast haar zitten en sloeg mijn arm om haar heen.
‘Je hoort wél bij ons,’ fluisterde ik. ‘Misschien voelt het soms niet zo, maar wij willen niets liever dan dat jij hier thuis bent.’
Ze keek me aan met die grote, verdrietige ogen.
‘Mijn moeder zei altijd dat niemand ooit echt om mij zou geven.’
Ik slikte de brok in mijn keel weg.
‘Je moeder had het mis,’ zei ik zacht. ‘Wij geven om jou. Heel veel zelfs.’
Ze leunde tegen me aan en liet zich eindelijk vasthouden.
Maar het bleef moeilijk. De weken daarna probeerde ik alles om het vertrouwen te herstellen: samen naar de markt in het dorp, een dagje naar het strand in Scheveningen, zelfs een weekendje weg naar Texel met het hele gezin. Soms leek het beter te gaan – dan lachte Sanne weer even, of vertelde ze iets over school – maar dan trok ze zich weer terug in zichzelf.
Erik en ik kregen steeds vaker ruzie over hoe we met haar moesten omgaan.
‘Je bent te soft,’ zei hij op een avond toen Sanne weer eens te laat thuis kwam zonder iets te laten weten.
‘En jij bent te streng!’ beet ik hem toe. ‘Ze heeft juist liefde nodig, geen straf!’
‘Ze moet ook leren wat grenzen zijn!’
We schreeuwden zo hard dat Bram huilend naar boven vluchtte.
Die nacht lag ik wakker naast Erik in bed. Ik voelde me verscheurd tussen hem en Sanne – tussen mijn eigen gezin en het meisje dat ik als mijn dochter was gaan zien.
Op een dag kwam er een brief van Sannes moeder uit Groningen. Ze wilde haar dochter graag weer zien – misschien zelfs terugnemen als ze stabiel genoeg was.
Sanne las de brief en gaf hem zwijgend aan mij.
‘Wat wil jij?’ vroeg ik voorzichtig.
Ze haalde haar schouders op. ‘Weet ik niet.’
Ik zag de angst in haar ogen – en hoop misschien ook wel.
De weken daarna hing er een gespannen sfeer in huis. Erik was stil en teruggetrokken; Bram deed alsof alles normaal was; Sanne was nerveus en prikkelbaar.
Op een avond barstte alles los tijdens het eten.
‘Waarom moet alles altijd om Sanne draaien?’ riep Bram plotseling uit. ‘Sinds zij hier is, is niks meer normaal!’
Sanne sprong op van tafel en rende naar boven.
Ik keek Bram aan – zijn ogen vol woede en verdriet – en wist dat hij gelijk had: sinds Sanne bij ons woonde, draaide alles om haar pijn, haar problemen… En wij? Wij raakten elkaar kwijt.
Die nacht zat ik urenlang bij Sanne op bed.
‘Misschien moet ik gewoon terug naar mijn moeder,’ fluisterde ze.
‘Is dat wat je wilt?’ vroeg ik zacht.
Ze knikte aarzelend. ‘Misschien is het beter voor iedereen.’
Mijn hart deed pijn bij die gedachte – maar misschien had ze gelijk.
De weken daarna bereidden we ons voor op afscheid. Sannes moeder kwam langs; ze leek veranderd: rustiger, helderder in haar hoofd dan ooit tevoren. We spraken af dat Sanne eerst elk weekend bij haar zou logeren voordat ze definitief zou verhuizen.
De laatste avond voordat ze voor het eerst zou blijven slapen bij haar moeder, zat Sanne stil naast me op de bank.
‘Ben je boos op me?’ vroeg ze zachtjes.
Ik schudde mijn hoofd en trok haar tegen me aan.
‘Nee lieverd,’ fluisterde ik met tranen in mijn ogen. ‘Ik ben trots op je dat je durft te kiezen voor jezelf.’
Toen ze vertrok voelde het huis leger dan ooit tevoren. Bram leek opgelucht; Erik ook misschien wel – maar voor mij voelde het als falen.
Soms krijg ik nog appjes van Sanne: foto’s van haar nieuwe kamer, verhalen over school of over hoe goed het nu gaat tussen haar en haar moeder. Ik ben blij voor haar – echt waar – maar toch blijft er iets knagen: had ik meer kunnen doen? Had ik harder moeten vechten?
Of is liefde soms gewoon niet genoeg om iemand te redden?
Hebben jullie ooit iemand moeten loslaten terwijl je hem of haar juist wilde vasthouden? Wat zouden jullie hebben gedaan als jullie in mijn schoenen stonden?