Het huis van oma: een belofte gebroken

‘Dus… je bedoelt dat we het appartement niet krijgen?’ Mijn stem trilt, ik hoor het zelf. Mijn moeder kijkt me niet aan. Ze draait met haar ring, haar ogen zijn rood. ‘Het spijt me, Lieke. Maar ik kan niet anders.’

Ik voel hoe de grond onder mijn voeten wegzakt. Dit is niet wat we hadden afgesproken. Maandenlang hebben Daan en ik plannen gemaakt, meubels uitgezocht, zelfs al een kleur gekozen voor de muren. Alles gebaseerd op haar belofte: na ons huwelijk zouden wij het appartement van oma krijgen. Het was altijd zo vanzelfsprekend geweest, alsof het huis al een beetje van ons was.

‘Maar mam… je hebt het beloofd! Je zei dat jij en papa kleiner zouden gaan wonen, dat wij hier een gezin konden stichten. Waarom nu ineens dit?’ Mijn stem slaat over. Ik voel Daan’s hand op mijn rug, steunend, maar ook gespannen.

Mijn moeder zucht diep, haar schouders zakken. ‘Je vader en ik… we zijn uit elkaar gegroeid. Ik kan niet meer met hem samenleven. En ik heb nergens anders om naartoe te gaan. Dit is het enige wat ik nog heb.’

De stilte die volgt is ondraaglijk. Buiten hoor ik de regen tegen het raam tikken, alsof de wereld meedoet met mijn verdriet. Ik kijk naar de vergeelde foto’s aan de muur, oma’s lach nog altijd aanwezig in deze kamer. Het idee dat mijn moeder hier alleen zal wonen, terwijl wij ons leven ergens anders moeten opbouwen – het voelt als verraad.

‘Wanneer heb je dit besloten?’ vraag ik zacht.

Ze kijkt me eindelijk aan. ‘Al een tijdje. Maar ik wilde je bruiloft niet verpesten.’

‘Dus je hebt gewacht tot na de bruiloft om het te vertellen?’ Daan’s stem klinkt harder dan de mijne, boos bijna.

‘Ik… ja. Ik wilde niet dat jullie je zorgen zouden maken.’

Ik weet niet wat ik moet zeggen. Alles wat ik dacht te weten over mijn moeder, over onze familie, lijkt ineens op drijfzand gebouwd. Mijn vader weet het nog niet eens, zegt ze later die avond. Ze wil hem morgen vertellen dat ze wil scheiden.

Die nacht slaap ik nauwelijks. Ik lig naast Daan in ons kleine huurappartementje in Utrecht, luisterend naar zijn rustige ademhaling. Mijn hoofd maalt: hoe kon ze dit doen? Waarom voelde haar belofte zo echt, als ze hem zo makkelijk kon breken?

De dagen erna zijn een waas van telefoontjes en gesprekken. Mijn vader belt me huilend op als hij het nieuws hoort. ‘Ze heeft iemand anders, Lieke,’ snikt hij. ‘Al maanden.’

Ik weet niet wat erger is: dat mijn moeder loog tegen mij, of dat ze mijn vader zo heeft laten zitten.

Op zondag ga ik naar haar toe. Ze zit in haar joggingbroek op de bank, een lege wijnfles op tafel.

‘Mam, waarom heb je ons voorgelogen?’ vraag ik zonder omwegen.

Ze kijkt me aan met holle ogen. ‘Omdat ik bang was,’ zegt ze zacht. ‘Bang om alleen te zijn. Bang om jullie kwijt te raken.’

‘Maar nu raak je ons juist kwijt,’ zeg ik. ‘Je hebt alles kapotgemaakt.’

Ze barst in tranen uit en voor het eerst voel ik geen medelijden meer, alleen woede en teleurstelling.

De weken daarna zie ik hoe mijn ouders veranderen in vreemden voor elkaar – en voor mij. Mijn vader trekt tijdelijk bij mijn broer in Amersfoort in, mijn moeder blijft in het appartement van oma. Daan en ik zoeken wanhopig naar iets betaalbaars in de stad, maar alles is te duur of te klein.

Op een avond zitten Daan en ik samen op de bank.

‘Misschien moeten we naar Groningen verhuizen,’ zegt hij voorzichtig.

‘Mijn hele leven is hier,’ zeg ik zacht.

‘Maar we kunnen hier niet blijven wachten op iets wat nooit komt.’

Hij heeft gelijk, maar het voelt als opgeven.

Mijn broer Jasper belt me later die week. ‘Mam vraagt of je langskomt,’ zegt hij.

‘Waarvoor?’

‘Ze wil praten. Over alles.’

Met lood in mijn schoenen ga ik naar haar toe. Ze zit aan de keukentafel met een stapel papieren voor zich.

‘Ik wil het goedmaken,’ zegt ze zonder omwegen. ‘Ik weet dat ik jullie pijn heb gedaan. Maar misschien kunnen we samen een oplossing vinden.’

Ze stelt voor dat we het appartement delen: zij beneden, wij boven – als we bereid zijn te verbouwen.

‘En papa dan?’ vraag ik.

Ze haalt haar schouders op. ‘Hij wil hier niet meer wonen.’

Ik kijk naar de oude trap die kraakt bij elke stap, naar de vergeelde gordijnen die oma ooit zelf naaide. Kan ik hier wonen met zoveel herinneringen? Kan ik mijn moeder ooit vergeven?

Daan is sceptisch, maar ziet ook de voordelen: betaalbaar wonen, dichtbij werk en vrienden.

We besluiten het te proberen. De verbouwing is zwaar; elke dag botsen we over kleine dingen: wie gebruikt welke ruimte, hoe verdelen we de kosten? Mijn moeder bemoeit zich overal mee – van onze meubels tot onze boodschappen.

Op een avond barst ik uit:

‘Mam, dit werkt zo niet! Je moet ons loslaten!’

Ze kijkt gekwetst, maar knikt uiteindelijk.

Langzaam vinden we een nieuw evenwicht. Mijn moeder leert alleen te zijn, wij leren grenzen stellen. Het is niet ideaal, maar het is iets.

Toch blijft er iets knagen: het gevoel dat er iets onherstelbaar is veranderd tussen ons.

Soms vraag ik me af: had ik haar ooit echt gekend? Of kende zij zichzelf niet eens?

En hoe bouw je vertrouwen weer op als het eenmaal gebroken is? Misschien hebben anderen daar antwoorden op…