Onder het Regime van Mijn Schoonmoeder: Leven in de Schaduw van de Klok

‘Het is half acht, Eva. Tijd om op te staan. In dit huis ontbijten we om kwart voor acht, niet later.’ De stem van mevrouw Van Dijk galmt door de gang, scherp als een mes. Ik lig nog in bed, mijn ogen prikken van de slapeloze nacht. Mark ligt naast me, zijn rug naar mij toe. Hij zegt niets. Zoals altijd.

Ik slik de brok in mijn keel weg en sta op. Mijn voeten raken de koude vloer. Elke ochtend voelt als een test die ik niet kan halen. In de keuken ruikt het naar koffie en vers brood, maar de sfeer is kil. Mevrouw Van Dijk zit rechtop aan tafel, haar grijze haar strak in een knot. Ze kijkt niet op als ik binnenkom.

‘Goedemorgen,’ probeer ik zachtjes.

‘Je bent laat,’ zegt ze zonder op te kijken. ‘De boter staat links, niet rechts. Dat weet je inmiddels toch wel?’

Mark schuift aan zonder iets te zeggen. Zijn blik is leeg, alsof hij zich heeft teruggetrokken in een wereld waar zijn moeder en ik niet bestaan. Ik voel me alleen, zelfs met twee mensen aan tafel.

Het begon allemaal toen Mark zijn baan verloor en we tijdelijk bij zijn moeder introkken. ‘Tijdelijk’, zei hij. ‘Tot ik weer werk heb.’ Dat was negen maanden geleden. Sindsdien leef ik onder haar regels: eten om kwart voor acht, stofzuigen om tien uur, geen schoenen in huis, geen muziek na acht uur ’s avonds, en altijd haar toestemming vragen voor bezoek.

Op een avond probeer ik voorzichtig het gesprek aan te gaan met Mark. ‘Kunnen we niet iets meer ons eigen leven leiden? Misschien samen iets huren?’

Hij zucht diep. ‘Eva, je weet hoe moeilijk het nu is. Mam bedoelt het goed. Ze wil gewoon dat alles netjes blijft.’

‘Maar ik voel me hier geen mens meer, Mark. Ik voel me een indringer in mijn eigen leven.’

Hij kijkt me niet aan. ‘Het is tijdelijk,’ herhaalt hij.

De dagen rijgen zich aaneen als grijze kralen aan een ketting. Elke poging om iets van mezelf toe te voegen – een foto op de kast, een plantje op het balkon – wordt weggehaald of verplaatst.

‘Dat past niet bij mijn interieur,’ zegt mevrouw Van Dijk dan kortaf.

Soms hoor ik haar fluisteren aan de telefoon met haar zus: ‘Ze is zo anders dan wij. Niet praktisch ingesteld. Alles moet op haar manier.’

Op een zondagmiddag komt mijn moeder op bezoek. Ze brengt appeltaart mee, zoals vroeger thuis. Mevrouw Van Dijk snuift als ze de taart ziet.

‘Wij eten hier geen suiker op zondag,’ zegt ze streng.

Mijn moeder glimlacht ongemakkelijk en schuift de taart terug in haar tas. Ik voel me schuldig tegenover haar én mezelf.

Die avond huil ik zachtjes in bed. Mark hoort het, maar draait zich om.

Op een dag besluit ik het anders te doen. Ik koop bloemen – felgele tulpen – en zet ze midden op tafel. Als mevrouw Van Dijk thuiskomt, fronst ze haar wenkbrauwen.

‘Wie heeft die bloemen daar neergezet?’

‘Ik,’ zeg ik met trillende stem.

Ze zwijgt even, dan zegt ze: ‘Ze staan in de weg voor het avondeten.’

Ik laat ze staan tot na het eten, maar als ik later terugkom zijn ze verdwenen. Ik vind ze terug in de gangkast, verwelkt.

De spanning groeit met de dag. Op een avond barst het los tijdens het eten.

‘Waarom kun je je niet gewoon aanpassen, Eva?’ snauwt mevrouw Van Dijk plotseling.

Mark schrikt op uit zijn gedachten.

‘Mam…’ probeert hij voorzichtig.

‘Nee Mark! Dit is mijn huis! Als zij hier wil wonen, dan volgens mijn regels!’

Ik voel hoe mijn handen trillen onder tafel.

‘Misschien moeten we dan maar ergens anders gaan wonen,’ fluister ik.

Het blijft stil. Mark zegt niets. Mevrouw Van Dijk kijkt me vernietigend aan.

Die nacht pak ik mijn tas en ga naar buiten. De lucht is koud en vochtig; de straatlantaarns werpen lange schaduwen over het natte asfalt van onze wijk in Utrecht Overvecht. Ik loop zonder doel tot ik bij het park kom waar Mark en ik vroeger wandelden toen alles nog licht was tussen ons.

Mijn telefoon trilt: een bericht van Mark.

‘Waar ben je? Mam maakt zich zorgen.’

Ik lach bitter. ‘Mam maakt zich zorgen…’ Niet om mij, maar om haar regels, haar orde.

Ik keer pas laat terug naar huis. Mevrouw Van Dijk doet open, haar gezicht strak.

‘Je kunt niet zomaar verdwijnen zonder iets te zeggen,’ zegt ze koel.

‘Misschien moet u zich eens afvragen waarom ik dat doe,’ antwoord ik zachtjes.

De volgende ochtend besluit ik dat het zo niet langer kan. Ik zoek online naar kamers, stuur sollicitaties uit naar alles wat los en vast zit – administratief werk, oppasbanen, zelfs schoonmaakwerk in hotels.

Mark merkt mijn onrust op.

‘Wat ben je aan het doen?’ vraagt hij voorzichtig.

‘Ik zoek werk en woonruimte,’ zeg ik vastberaden.

Hij kijkt me aan alsof hij me voor het eerst ziet.

‘Wil je weg?’

‘Ik wil mezelf terugvinden, Mark. Hier raak ik mezelf kwijt.’

De weken erna leef ik tussen hoop en wanhoop. Soms denk ik dat Mark met me mee zal gaan; soms zie ik hem steeds meer verdwijnen in de veilige routine van zijn moeders huis.

Op een dag krijg ik bericht: er is een kamer vrij in een studentenhuis aan de Amsterdamsestraatweg. Niet ideaal – kleine kamer, gedeelde keuken – maar het is vrijheid.

Ik vertel het Mark die avond.

‘Ik ga verhuizen,’ zeg ik zachtjes.

Hij zwijgt lang, dan zegt hij: ‘Ik weet niet of ik dat kan.’

‘Dat hoeft ook niet,’ antwoord ik. ‘Maar ik moet dit doen.’

De dag van mijn vertrek regent het pijpenstelen. Mevrouw Van Dijk staat in de deuropening met haar armen over elkaar.

‘Dus je geeft op?’ vraagt ze kil.

‘Nee,’ zeg ik terwijl ik mijn koffer pak. ‘Ik kies voor mezelf.’

Mark staat achter haar, zijn gezicht bleek en onzeker.

Buiten adem kom ik aan bij mijn nieuwe kamer. Het ruikt er muf en oud, maar als ik het raam openzet stroomt er frisse lucht naar binnen. Ik zet mijn tas neer en kijk uit over de stad die nu weer van mij lijkt te zijn.

’s Avonds stuur ik Mark een bericht: ‘Je bent altijd welkom.’

Hij antwoordt niet meteen.

In de stilte van mijn nieuwe kamer voel ik voor het eerst sinds maanden rust over me heen komen – en ook verdriet om alles wat verloren is gegaan.

Soms vraag ik me af: had ik harder moeten vechten? Of is er een moment waarop je moet kiezen voor jezelf, zelfs als dat betekent dat je iemand achterlaat? Wat zouden jullie doen als respect voor een ander botst met respect voor jezelf?