Oma’s Onverwachte Wraak: Een Les in Nederigheid
‘Mevrouw, u moet echt even opschieten. Er staan mensen achter u te wachten.’
De stem van de jonge caissière, Sanne, snijdt door de stilte van de supermarkt als een mes door boter. Mijn handen trillen terwijl ik mijn portemonnee openrits. Ik voel de blikken van de mensen achter me branden in mijn rug. Mijn hart bonkt in mijn borstkas. ‘Sorry, ik… mijn pinpas…’ stamel ik, terwijl ik tussen de muntjes graai. Mijn vingers lijken niet meer te luisteren.
‘Misschien moet u voortaan contant betalen,’ zegt Sanne met een overdreven glimlach. Ze kijkt me aan alsof ik een lastige peuter ben. Achter me hoor ik iemand zuchten. Ik voel mijn wangen gloeien van schaamte.
Als ik eindelijk afgerekend heb en met mijn boodschappenkarretje naar buiten strompel, voel ik tranen prikken achter mijn ogen. Ik ben Laura, 68 jaar, gepensioneerd onderwijzeres, moeder van twee volwassen kinderen en oma van drie kleinkinderen. Maar op dit moment voel ik me niets meer dan een oude vrouw die in de weg staat.
Thuis gooi ik de boodschappentas op het aanrecht. De melk spat over het aanrechtblad. ‘Wat denkt zo’n meisje wel niet?’ mompel ik boos. Mijn kat, Minoes, kijkt me nieuwsgierig aan vanaf haar krabpaal.
Die avond kan ik niet slapen. De vernedering blijft door mijn hoofd malen. Ik zie Sanne’s smalende glimlach voor me, hoor het gesnuif van de mensen in de rij. Waarom laat ik me zo behandelen? Waarom zegt niemand iets? Waarom zeg ík niets?
De volgende ochtend zit ik aan de keukentafel met een kop slappe koffie als mijn dochter Marieke belt. ‘Mam, alles goed?’ vraagt ze opgewekt.
‘Prima,’ lieg ik.
‘Je klinkt niet zo.’
Ik vertel haar wat er is gebeurd. Ze lacht ongemakkelijk. ‘Ach mam, trek je daar toch niks van aan. Die meiden zijn gewoon ongeduldig.’
Maar ik trek het me wél aan. En hoe. Die middag besluit ik dat het tijd is voor actie. Ik ga terug naar de supermarkt. Niet om boodschappen te doen, maar om Sanne een koekje van eigen deeg te geven.
Ik wacht tot haar kassa open is en sluit aan in de rij met een kar vol kleine losse artikelen: losse druiven, blikjes kattenvoer, zakjes snoep, allemaal apart op de band gelegd. Als ik aan de beurt ben, kijk ik haar recht aan.
‘Goedemiddag Sanne,’ zeg ik met een overdreven vriendelijke stem.
Ze kijkt op, verrast dat ik haar naam weet.
‘Ik hoop dat u vandaag wat meer geduld heeft,’ voeg ik eraan toe.
Ze slikt en begint mijn boodschappen één voor één te scannen. Ik neem expres de tijd met inpakken en zoek langzaam naar mijn portemonnee.
Achter me begint iemand te mopperen. Sanne kijkt ongemakkelijk. ‘Mevrouw, zou het misschien iets sneller kunnen?’ vraagt ze nu zelf beleefd.
‘Ach meisje,’ zeg ik zoet, ‘sommige dingen kosten nu eenmaal tijd.’
Als ik eindelijk klaar ben, voel ik een triomfantelijk gevoel opborrelen. Maar als ik naar buiten loop, zakt het weg. Wat heb ik eigenlijk bereikt? Ben ik nu beter dan zij?
Die avond lig ik wakker in bed. Mijn gedachten tollen. Was dit nou wraak? Of gewoon kinderachtig? Ik denk terug aan vroeger, toen ik zelf voor de klas stond en soms ongeduldig was met kinderen die niet mee konden komen. Heb ik ooit iemand zo laten voelen?
De volgende dag besluit ik terug te gaan naar de supermarkt, maar dit keer met een ander doel. Ik wacht tot Sanne pauze heeft en spreek haar aan bij het fietsenhok.
‘Sanne?’
Ze schrikt als ze me ziet.
‘Mag ik even met je praten?’
Ze knikt voorzichtig.
‘Het spijt me van gisteren,’ begin ik aarzelend. ‘En ook van hoe ik reageerde bij de kassa.’
Ze kijkt verbaasd op.
‘Ik voelde me erg gekwetst door wat er gebeurde… Maar misschien had jij ook gewoon een slechte dag?’
Sanne zucht diep. ‘Het spijt mij ook, mevrouw. Het was druk en… mijn moeder ligt in het ziekenhuis. Ik was gewoon niet mezelf.’
Ik voel een steek van schaamte en medelijden tegelijk.
‘Wil je erover praten?’ vraag ik zacht.
Tot mijn verbazing knikt ze en barst in tranen uit. We gaan samen op een bankje zitten naast het parkeerterrein en ze vertelt over haar zorgen om haar moeder, over de stress op haar werk en hoe ze zich soms zo alleen voelt.
We praten lang. Ik vertel haar over mijn eigen eenzaamheid sinds het overlijden van mijn man drie jaar geleden, over hoe moeilijk het is om ouder te worden in een wereld die steeds sneller lijkt te draaien.
Vanaf dat moment ontstaat er iets bijzonders tussen ons. Elke week drinken we samen koffie na haar werk. We lachen om onze misverstanden en delen onze zorgen.
Mijn dochter Marieke begrijpt er niets van als ze hoort dat ik bevriend ben geraakt met ‘dat brutale kassameisje’. Mijn zoon Bas vindt het maar raar dat zijn moeder ineens met jonge mensen omgaat.
Op een dag komt Sanne huilend bij me langs: haar moeder is overleden. Ik sla mijn armen om haar heen en voel hoe onze vriendschap dieper wordt dan ooit.
Langzaam verandert er iets in mij. Ik merk dat ik minder snel oordeel over anderen – ook niet over mezelf. Ik begin vrijwilligerswerk te doen bij het buurthuis en ontdek dat er zoveel mensen zijn die zich net zo verloren voelen als ik soms deed.
Op een zonnige middag zitten Sanne en ik samen op een bankje in het park. Ze lacht weer, voor het eerst sinds weken.
‘Weet je Laura,’ zegt ze, ‘ik dacht altijd dat oudere mensen streng en afstandelijk waren. Maar jij hebt me laten zien dat we allemaal fouten maken – en dat we elkaar kunnen helpen.’
Ik glimlach en knijp zachtjes in haar hand.
Thuis kijk ik naar mezelf in de spiegel en zie niet langer alleen maar een oude vrouw – maar iemand die nog steeds kan groeien, veranderen en verbinden.
En soms vraag ik me af: hoeveel mooie ontmoetingen lopen we mis omdat we te snel oordelen? Wat zou er gebeuren als we allemaal wat meer geduld hadden – met elkaar én met onszelf?