De Onwaardige Erfgenaam: Een Familiegeschiedenis van Hebzucht en Wraak

‘Bas, hoe kun je dit doen? Je weet dat papa niet naar De Linde wil!’ De stem van mijn zus Marieke trilde door de keuken, haar ogen vuurden vonken. Ik keek haar aan, probeerde kalm te blijven, maar mijn handen trilden. ‘Marieke, luister nou eens. Hij kan niet meer alleen wonen. Jij ziet toch ook dat hij de trap niet meer opkomt? Het is voor zijn eigen bestwil.’

Ze sloeg met haar vlakke hand op het aanrecht. ‘Voor zijn bestwil? Of voor jouw gemak?’

Die woorden sneden dieper dan ik wilde toegeven. Maar ik hield vol. ‘We kunnen het huis verkopen, de opbrengst gebruiken voor zijn zorg. Het is gewoon praktisch.’

Marieke draaide zich om, haar schouders schokkend. ‘Je denkt alleen aan geld, Bas. Altijd al gedaan.’

Die avond lag ik wakker in het huis waar ik was opgegroeid, het huis dat nu op het punt stond verkocht te worden. Mijn vader, Henk van Dijk, was altijd een trotse man geweest. Hij had zijn hele leven gewerkt bij de scheepswerf in Rotterdam, zijn handen waren getekend door eelt en olie. Sinds mama was overleden, was hij langzaam afgetakeld. Ik had hem zien veranderen van een sterke man in een schim van zichzelf.

Toch voelde het alsof ik hem verraadde. Maar wat moest ik dan? Mijn eigen gezin, mijn werk als accountant in Utrecht – ik kon niet alles tegelijk dragen. En eerlijk gezegd: het idee dat het huis straks van mij zou zijn, gaf me rust. Misschien zelfs een beetje voldoening.

De volgende ochtend reed ik met mijn vader naar De Linde. Hij keek zwijgend uit het raam, zijn handen gevouwen in zijn schoot. ‘Bas,’ zei hij zacht, ‘weet je nog die keer dat we samen naar Feyenoord gingen? Je was acht. Je wilde niet mee omdat je bang was voor het lawaai.’

Ik knikte, slikte de brok in mijn keel weg.

‘Je hield mijn hand vast tot we weer buiten stonden,’ zei hij glimlachend. ‘Nu laat je los.’

Ik wist niet wat ik moest zeggen.

De weken erna verliepen stroef. Marieke kwam nauwelijks nog langs. Mijn vader werd stiller, zijn kamer in De Linde leek steeds kleiner te worden. Ik regelde de verkoop van het huis, sprak met makelaars en notarissen. Alles leek volgens plan te gaan – tot ik op een dag een brief vond op de deurmat.

Het handschrift herkende ik meteen: opa Willem, de vader van mijn vader. Hij was al jaren weduwnaar en woonde in een klein huisje in Dordrecht. We zagen hem zelden; hij was altijd wat afstandelijk geweest.

‘Beste Bas,’ begon de brief, ‘ik hoor dat je druk bent met de zaken rondom je vader. Misschien is het tijd dat we eens praten over familie en wat dat werkelijk betekent.’

Nieuwsgierig – en eerlijk gezegd een beetje nerveus – reed ik dat weekend naar Dordrecht. Opa zat in zijn oude leren stoel, een glas jenever in zijn hand.

‘Bas,’ zei hij zonder op te kijken, ‘je denkt zeker dat alles nu geregeld is?’

Ik haalde mijn schouders op. ‘Het is niet makkelijk geweest, opa.’

Hij lachte schamper. ‘Makkelijk? Je hebt je vader weggestopt en denkt dat je straks alles krijgt wat hem toebehoorde.’

‘Dat is niet eerlijk,’ sputterde ik tegen.

‘Het leven is niet eerlijk, jongen,’ zei hij scherp. ‘Maar weet je wat nog minder eerlijk is? Je familie verraden voor geld.’

Hij stond moeizaam op en liep naar een kastje. Haalde er een envelop uit en duwde die in mijn handen.

‘Lees dit maar eens goed door voordat je denkt dat je gewonnen hebt.’

Thuis opende ik de envelop met trillende vingers. Het was een kopie van het testament van mijn opa – en tot mijn verbazing stond er dat het huis van mijn vader niet naar mij zou gaan, maar naar Marieke. Opa had met een constructie gezorgd dat alles wat overbleef na de verkoop van het huis direct naar haar zou gaan – tenzij ik kon bewijzen dat ik uit liefde en niet uit eigenbelang had gehandeld.

Woedend belde ik Marieke op.

‘Jij wist hiervan!’ schreeuwde ik door de telefoon.

Ze bleef stil aan de andere kant.

‘Waarom?’ vroeg ik uiteindelijk zacht.

‘Omdat jij nooit hebt begrepen wat familie betekent,’ antwoordde ze. ‘Papa wilde thuis sterven, Bas. Niet in zo’n steriel kamertje.’

De weken daarna werd alles alleen maar ingewikkelder. Mijn vrouw Sanne begon zich ermee te bemoeien: ‘Bas, waarom laat je je zo opnaaien? Het is maar geld.’ Maar voor mij voelde het als meer dan geld – het was erkenning, rechtvaardigheid misschien zelfs.

Ik probeerde met opa te praten, maar hij weigerde me nog te zien. Mijn vader werd steeds zwakker; op een dag kreeg ik een telefoontje van De Linde dat hij gevallen was en nu in het ziekenhuis lag.

Ik zat naast zijn bed toen hij wakker werd.

‘Bas,’ fluisterde hij, ‘waarom ben je zo boos?’

Ik barstte in tranen uit. ‘Omdat ik alles verkeerd heb gedaan, pap.’

Hij kneep zachtjes in mijn hand. ‘Het enige wat telt is liefde, jongen. Niet stenen of geld.’

Na zijn dood kwam de familie bijeen voor de uitvaart. Marieke sprak mooie woorden over papa’s kracht en zijn liefde voor ons allebei. Ik voelde me kleiner dan ooit.

Toen we na afloop samen buiten stonden, legde ze haar hand op mijn schouder.

‘Misschien kunnen we opnieuw beginnen,’ zei ze voorzichtig.

Ik knikte, tranen prikten achter mijn ogen.

Nu zit ik hier in een leeg huis – niet het huis waar ik ben opgegroeid, want dat is verkocht – maar mijn eigen huis in Utrecht voelt kouder dan ooit.

Was het allemaal de moeite waard? Heb ik door mijn hebzucht niet alles verloren wat er echt toe deed?

Wat betekent familie eigenlijk als je elkaar alleen nog maar ziet als concurrenten? Misschien kunnen jullie me vertellen: is het ooit te laat om spijt te hebben?