Mijn dochter is niet meer van mij: Het verhaal van een moeder die haar kind verliest aan een giftige liefde

‘Waarom komt Anne niet, Marijke? Het is mijn verjaardag, verdorie!’ De stem van mijn man, Kees, trilt van woede en verdriet terwijl hij de lege stoel aan het hoofd van de tafel aankijkt. Ik voel zijn blik branden op mijn gezicht, maar ik weet net zo min als hij waarom onze dochter vandaag weer niet komt. Of misschien weet ik het wel, maar wil ik het niet toegeven.

‘Ze heeft het vast druk,’ probeer ik zachtjes. Maar zelfs ik geloof mezelf niet meer. Sinds Anne met Wouter is getrouwd, lijkt ze een andere vrouw geworden. Mijn Anne, die altijd zo openhartig was, die haar geheimen met mij deelde tijdens lange wandelingen door het Vondelpark, die me belde als ze zich alleen voelde – die Anne bestaat niet meer.

Het begon allemaal onschuldig. Wouter kwam uit een keurige familie uit Haarlem, werkte als jurist bij een groot kantoor in Amsterdam en leek in alles de perfecte schoonzoon. Maar al snel merkte ik kleine dingen op. Hoe hij haar onderbrak als ze iets vertelde. Hoe hij haar hand stevig vasthield als ze lachte om een grapje van haar broer, Joris. Hoe hij haar altijd ophaalde na een familiebezoek, nooit andersom.

‘Mam, Wouter vindt het niet fijn als ik te laat thuis ben,’ zei Anne op een avond toen ik haar vroeg of ze nog even bleef voor koffie. ‘Hij maakt zich gewoon zorgen.’

Ik knikte, maar voelde iets knagen. Kees vond dat ik me aanstelde. ‘Ze is volwassen, Marijke. Laat haar nou.’ Maar ik kon het niet loslaten.

De eerste echte ruzie kwam toen Anne haar verjaardag niet bij ons wilde vieren. ‘We doen het dit jaar klein, mam. Alleen Wouter en ik.’

‘Maar lieverd, we hebben altijd samen taart gegeten op je verjaardag!’

‘Dit jaar even niet, oké?’ Haar stem was vlak, haar blik afwezig.

Joris probeerde haar te bellen, maar kreeg steeds haar voicemail. Zelfs oma Truus kreeg geen antwoord op haar kaartje. Het huis voelde leeg zonder haar gelach, zonder haar verhalen over haar werk als verpleegkundige in het AMC.

Op een dag stond ze onverwacht voor de deur. Ze droeg een zonnebril, hoewel het buiten regende. ‘Ik heb haast, mam. Wouter wacht in de auto.’

‘Anne… gaat het wel goed met je?’ vroeg ik voorzichtig.

Ze glimlachte flauwtjes. ‘Natuurlijk. Maak je geen zorgen.’

Maar toen ze zich omdraaide om weg te lopen, zag ik een blauwe plek op haar pols.

Die nacht lag ik wakker. Kees snurkte naast me, maar ik kon alleen maar denken aan die blauwe plek en de doffe blik in Annes ogen. De volgende dag belde ik haar.

‘Mam, hou op! Je ziet spoken! Wouter is goed voor me. Ik ben gelukkig!’ Ze hing op voordat ik iets kon zeggen.

De weken werden maanden. Anne kwam steeds minder vaak langs. Op familiefeestjes was ze er nooit bij. Joris werd boos: ‘Waarom doet ze zo raar? Heeft ze soms iets te verbergen?’

Ik probeerde met Kees te praten, maar hij sloot zich af. ‘We moeten haar loslaten,’ zei hij steeds weer. Maar hoe laat je je kind los als je voelt dat er iets mis is?

Op een dag kreeg ik een appje van Anne: ‘Mam, kun je me ophalen bij het station?’ Mijn hart sloeg over. Ik sprong in de auto en reed zo snel als ik kon naar Amsterdam Centraal.

Ze stond daar in de regen, zonder jas, haar haren nat en verward. Toen ze me zag, brak ze in tranen uit.

‘Mam… ik kan niet meer…’

Ik nam haar mee naar huis en zette thee voor haar neer. Ze vertelde alles: hoe Wouter haar controleerde, haar telefoon checkte, haar verbood om met vriendinnen af te spreken of naar ons te komen zonder zijn toestemming. Hoe hij soms schreeuwde en dingen kapot gooide als hij boos was.

‘Waarom ben je gebleven?’ vroeg ik zachtjes.

Ze haalde haar schouders op. ‘Omdat ik dacht dat het mijn schuld was. Dat als ik maar beter mijn best deed…’

Kees kwam binnen en vond ons samen huilend aan de keukentafel. Hij sloeg zijn armen om Anne heen en zei niets – voor het eerst in maanden voelde ons gezin weer heel even compleet.

Maar de volgende ochtend was Wouter er al. Hij stond voor de deur en eiste dat Anne meeging.

‘Je bent mijn vrouw! Je hoort bij mij!’ schreeuwde hij door het raam.

Anne verstijfde. Ik wilde hem wegsturen, maar Kees hield me tegen. ‘Dit is hun strijd,’ fluisterde hij.

Anne liep naar buiten en stapte zonder iets te zeggen bij hem in de auto. Ik zag hoe ze nog één keer omkeek – haar blik vol verdriet en spijt.

Sindsdien heb ik haar nauwelijks meer gezien. Af en toe stuurt ze een berichtje: ‘Het gaat goed met me, mam.’ Maar ik weet dat het niet waar is.

Op Kees’ verjaardag bleef haar stoel leeg. De taart bleef onaangeroerd staan tot laat in de avond.

Soms vraag ik me af waar ik fout ben gegaan als moeder. Had ik harder moeten ingrijpen? Had ik haar moeten dwingen te blijven? Of moet je accepteren dat kinderen hun eigen keuzes maken – ook als die keuzes hen pijn doen?

Elke avond kijk ik naar de foto van Anne als klein meisje op de schommel in het park. Haar lach klinkt nog na in mijn hoofd.

Was liefde ooit genoeg om iemand te redden? Of moet je soms loslaten om te laten zien hoeveel je van iemand houdt?

Wat zouden jullie doen als je je kind langzaam kwijtraakt aan iemand die niet goed voor haar is? Zou je vechten of loslaten?