Mijn volwassen zoon vraagt steeds om geld. Heb ik gefaald als moeder? Een verhaal over liefde, teleurstelling en moeilijke keuzes.
‘Mam, kun je me alsjeblieft nog één keer helpen? Het is echt de laatste keer, beloofd.’
Zijn stem trilt aan de andere kant van de lijn. Ik hoor het gesnik dat hij probeert te onderdrukken. Mijn hart slaat een slag over. Daan, mijn enige zoon, mijn alles. Alweer vraagt hij om geld. Alweer sta ik voor die verscheurende keuze: geef ik toe aan zijn smeekbede, of houd ik voet bij stuk?
‘Daan…’ Mijn stem klinkt zachter dan ik wil. ‘Je hebt vorige maand ook al geld gekregen. En die maand daarvoor. Je zei toen ook dat het de laatste keer zou zijn.’
Hij zucht diep. ‘Mam, ik weet het. Maar het is nu echt anders. Ik heb gewoon even pech gehad met werk. De huur moet betaald worden, anders sta ik straks op straat.’
Ik sluit mijn ogen. Beelden flitsen voorbij: Daan als kleine jongen, met zijn blonde haren en ondeugende lach. Hoe hij altijd zo gevoelig was, altijd bang om mij teleur te stellen. En nu… nu voel ik me de hele tijd schuldig. Heb ik hem te veel beschermd? Te weinig losgelaten? Of juist niet genoeg gesteund?
‘Ik kan je niet blijven helpen, Daan,’ fluister ik. ‘Je moet leren op eigen benen te staan.’
‘Dus je laat me gewoon vallen?’ Zijn stem breekt.
De stilte die volgt is ondraaglijk. Ik hoor mezelf ademen, hoor het tikken van de klok in de keuken. Buiten rijden auto’s voorbij, maar binnen in mijn hoofd is het stil. Alleen die ene vraag: heb ik gefaald als moeder?
Mijn ex-man, Erik, zei altijd dat ik Daan te veel verwende. ‘Je moet hem niet steeds uit de wind houden, Marieke,’ zei hij dan. ‘Hij moet leren dat het leven niet eerlijk is.’ Maar hoe kon ik mijn kind laten lijden als ik hem kon helpen? Na de scheiding bleef Daan bij mij wonen. Erik had een nieuwe vriendin en een nieuw leven in Groningen; wij bleven achter in ons rijtjeshuis in Amersfoort.
Daan was altijd gevoelig geweest voor afwijzing. Op school werd hij gepest omdat hij niet goed was in voetbal en liever tekende dan buiten speelde. Ik probeerde hem te steunen, maar voelde me vaak machteloos tegenover zijn verdriet. Toen hij op zijn achttiende eindelijk uit huis ging om te studeren in Utrecht, was ik trots – en doodsbang tegelijk.
De eerste jaren leek het goed te gaan. Hij haalde zijn propedeuse, vond een kamer met vrienden en had zelfs een leuke vriendin, Sophie. Maar na hun breuk ging het bergafwaarts. Hij stopte met zijn studie, verloor zijn bijbaan en kwam steeds vaker thuis eten – of om geld vragen.
‘Mam, ik weet dat je denkt dat ik een mislukkeling ben,’ zei hij eens, terwijl hij met zijn vork in zijn eten prikte.
‘Dat denk ik helemaal niet,’ zei ik snel.
‘Jawel,’ fluisterde hij. ‘Iedereen vindt dat.’
Ik voelde me verscheurd tussen medelijden en frustratie. Waarom kon hij niet gewoon doorgaan? Waarom liet hij zich zo snel uit het veld slaan?
Nu is Daan zevenentwintig en woont hij nog steeds in een klein appartementje in Utrecht. Hij heeft losse baantjes – bezorger bij Thuisbezorgd, af en toe vakkenvuller bij de Albert Heijn – maar niets vasts. Elke maand is het weer spannend of hij de huur kan betalen.
Mijn vriendinnen begrijpen het niet. ‘Je moet hem loslaten,’ zegt Anja vaak tijdens onze koffiedates op het terras bij De Koffiepot. ‘Hij is volwassen, Marieke! Je helpt hem niet door hem steeds geld te geven.’
Maar zij weten niet hoe het voelt als je kind je aankijkt met die smekende ogen. Als je weet dat jij de enige bent die hem kan redden van de afgrond.
Soms denk ik terug aan mijn eigen jeugd in Zwolle. Mijn ouders waren streng maar rechtvaardig; geld kreeg ik alleen als ik er hard voor werkte. Misschien had ik Daan ook meer moeten laten worstelen. Maar toen Erik wegging, voelde ik me schuldig tegenover Daan – alsof ik hem moest compenseren voor het gemis van zijn vader.
‘Mam?’ Daan’s stem klinkt weer door de telefoon.
‘Ja?’
‘Laat maar… Ik zoek het wel uit.’
Ik hoor hoe hij snikt voordat hij ophangt.
De rest van de dag loop ik rond als een schim. Mijn collega’s op kantoor merken het meteen.
‘Gaat het wel?’ vraagt Fatima tijdens de lunchpauze.
Ik knik zwijgend en prik in mijn boterham met kaas.
‘s Avonds staar ik naar mijn bankafschriften. De afgelopen jaren heb ik duizenden euro’s naar Daan overgemaakt – soms kleine bedragen, soms hele maandhuren tegelijk. Mijn spaargeld slinkt langzaam maar zeker.
Ik denk aan de toekomst: wat als ik straks zelf iets nodig heb? Wat als Daan nooit zelfstandig wordt? Wat als…
De telefoon gaat weer.
‘Mam?’ Zijn stem klinkt schor.
‘Ja?’
‘Sorry van net… Ik ben gewoon zo moe van alles.’
‘Ik weet het lieverd.’
‘Ik wil je niet tot last zijn.’
‘Dat ben je niet,’ lieg ik.
We praten lang die avond. Over vroeger, over zijn dromen – ooit wilde hij illustrator worden – en over hoe moeilijk het leven soms is.
‘Misschien moet ik gewoon terug naar Amersfoort komen,’ zegt hij ineens zachtjes.
Mijn hart slaat op hol. Terug naar huis? Weer samen onder één dak? Kan ik dat aan? Kan híj dat aan?
‘Misschien is dat een goed idee,’ zeg ik voorzichtig.
De weken daarna verandert er iets tussen ons. Daan komt vaker langs, helpt mee in huis en solliciteert zelfs op een vaste baan bij een drukkerij in de buurt.
Toch blijft het knagen: heb ik hem te afhankelijk gemaakt? Had ik harder moeten zijn?
Op een avond zitten we samen op de bank, kijken naar oude foto’s van vakanties aan zee.
‘Weet je nog, mam,’ zegt Daan ineens, ‘dat jij altijd zei dat alles goed zou komen?’
Ik glimlach flauwtjes. ‘Ja…’
‘Denk je dat nog steeds?’
Ik kijk hem aan en voel tranen prikken achter mijn ogen.
‘Ik hoop het, Daan. Ik hoop het echt.’
Soms vraag ik me af: wat betekent onvoorwaardelijke liefde eigenlijk? Is het blijven geven tot je zelf niets meer hebt? Of is het loslaten, zelfs als dat pijn doet? Misschien weten andere moeders het antwoord… Wat zouden jullie doen?