De Onthulling: Toen Oma Besloot de Waarheid Over Mijn Zorg Te Vertellen
‘Waarom heb je dat gedaan, Sanne?’ De stem van mijn moeder trilt aan de andere kant van de lijn. Ik sta in de keuken van oma’s flat in Amersfoort, mijn handen nog nat van het afwassen. Mijn hart bonkt in mijn keel. ‘Wat bedoel je?’ vraag ik, al voel ik dat er iets mis is.
‘Oma zegt dat je geld uit haar portemonnee hebt gehaald. Dat je haar medicijnen niet op tijd geeft. Ze zegt… ze zegt dat je niet goed voor haar zorgt.’
Mijn adem stokt. ‘Dat is niet waar! Mam, je weet toch hoeveel ik voor haar doe? Ik ben hier bijna elke dag!’
‘Toch zegt ze het, Sanne. En je weet hoe kwetsbaar ze is. We moeten haar geloven.’
Ik laat de telefoon zakken en kijk naar oma, die in haar stoel bij het raam zit. Haar blik is leeg, haar handen trillen lichtjes op haar schoot. ‘Oma?’ fluister ik. ‘Waarom zeg je zulke dingen over mij?’
Ze kijkt me niet aan. ‘Ik weet niet meer wie ik kan vertrouwen,’ mompelt ze.
De dagen daarna voel ik me een indringer in mijn eigen leven. Mijn tante Marijke komt plotseling vaker langs, controleert alles wat ik doe. Mijn neef Bas kijkt me aan alsof ik een crimineel ben. Zelfs mijn moeder, altijd mijn steun, lijkt afstandelijker.
‘Misschien moet je even afstand nemen,’ zegt ze op een avond. ‘Tot alles duidelijk is.’
Ik slaap slecht. In mijn dromen hoor ik oma’s stem: ‘Je hebt me verraden.’ Ik zie mezelf door de gangen van het verzorgingshuis lopen, mensen die fluisteren als ik voorbij kom.
Op een regenachtige woensdag besluit ik het gesprek aan te gaan met oma. Ik neem haar favoriete appeltaart mee van de bakker en zet een kopje thee voor haar neer.
‘Oma, alsjeblieft, vertel me wat er aan de hand is,’ smeek ik. ‘Ik zou je nooit iets aandoen.’
Ze kijkt me eindelijk aan, haar ogen waterig en vol verdriet. ‘Ze zeggen dat jij het gedaan hebt. Dat jij geld uit mijn portemonnee pakt. Maar ik weet het niet meer zeker, Sanne. Soms vergeet ik dingen…’
‘Wie zegt dat dan?’ vraag ik zacht.
‘Marijke en Bas. Ze zeggen dat ze het gezien hebben.’
Mijn handen trillen nu ook. ‘Oma, zij zijn hier bijna nooit! Waarom zou je hen geloven en niet mij?’
Ze haalt haar schouders op en kijkt weg. ‘Misschien omdat zij zeggen wat ik wil horen.’
De weken slepen zich voort. Mijn moeder belt minder vaak. Mijn tante stuurt me appjes met verwijten: ‘Je had beter moeten weten.’ Mijn neef post een passief-agressieve status op Facebook: “Sommige mensen zijn niet wie je denkt dat ze zijn.”
Ik voel me steeds meer alleen. Mijn werk op de basisschool lijdt eronder; ik kan me niet concentreren op de kinderen in groep 4. Mijn vriend Bart probeert me te steunen, maar zelfs hij lijkt te twijfelen.
‘Misschien moet je gewoon even afstand nemen,’ zegt hij voorzichtig.
‘En dan? Oma alleen laten met mensen die haar alleen maar willen controleren? Ze heeft mij nodig!’
Op een avond, als ik door de lege straten van Amersfoort fiets, barst ik in tranen uit. Waarom gelooft niemand mij? Waarom zou ik geld stelen van de vrouw die mij vroeger altijd troostte als ik bang was voor onweer?
Dan krijg ik een berichtje van mijn nichtje Lotte, de dochter van Marijke. Ze is zestien en altijd eerlijk geweest tegen mij.
‘Sanne, mag ik iets vragen? Heb jij echt geld gepakt van oma?’
Ik antwoord meteen: ‘Nee, Lotte. Nooit.’
Ze stuurt terug: ‘Ik geloof je wel. Mama en Bas zijn jaloers omdat jij alles voor oma doet. Ze willen dat jij weggaat zodat zij kunnen beslissen over haar huis en geld.’
Het voelt alsof er een steen van mijn hart valt, maar ook alsof er een mes wordt omgedraaid in mijn rug.
De volgende dag ga ik naar het verzorgingshuis waar oma sinds kort woont. Marijke en Bas zitten al in haar kamer als ik binnenkom.
‘Wat doe jij hier?’ snauwt Bas.
‘Ik kom met oma praten,’ zeg ik rustig.
Marijke rolt met haar ogen. ‘We willen geen drama, Sanne.’
‘Dat is goed,’ zeg ik terwijl ik naar oma loop. ‘Oma, mag ik even met je praten? Alleen?’
Oma knikt aarzelend en Marijke en Bas vertrekken met zichtbare tegenzin.
‘Oma,’ begin ik zacht, ‘weet je nog hoe we vroeger samen naar het park gingen? Hoe je altijd zei dat familie elkaar moet vertrouwen?’
Ze glimlacht zwakjes. ‘Ja, dat weet ik nog.’
‘Waarom geloof je dan nu anderen meer dan mij?’
Ze zucht diep en pakt mijn hand vast. Haar huid is dun en koud.
‘Soms weet ik het gewoon niet meer, Sanne. Alles gaat zo snel… Marijke zegt dat jij dingen doet die niet mogen, en Bas bevestigt het. Maar als jij hier bent voel ik me veilig.’
Mijn ogen vullen zich met tranen. ‘Oma, ik wil alleen maar voor je zorgen. Maar als je mij niet vertrouwt… wat blijft er dan nog over?’
Ze kijkt me aan met een blik vol spijt. ‘Misschien moet ik eerlijk zijn tegen iedereen.’
Die avond belt oma zelf mijn moeder op. Ik hoor haar stem door de telefoon: ‘Sanne heeft mij nooit iets aangedaan. Ik weet niet waarom Marijke en Bas zulke dingen zeggen, maar het klopt niet.’
Het lijkt alsof er eindelijk recht wordt gedaan, maar de schade is al aangericht. Mijn relatie met Marijke en Bas is voorgoed veranderd; ze ontwijken me op familiefeestjes en sturen geen kaartjes meer met kerst.
Mijn moeder probeert het goed te maken: ‘Het spijt me dat ik aan je twijfelde, Sanne.’ Maar het vertrouwen is broos geworden.
Oma overlijdt een paar maanden later rustig in haar slaap. Bij haar uitvaart staan Marijke en Bas achterin de kerk, hun blikken koud en afstandelijk.
Na afloop loop ik alleen naar huis door de natte straten van Amersfoort. De regen klettert op mijn jas terwijl ik denk aan alles wat gebeurd is.
Waarom is het zo makkelijk om iemand te beschuldigen die altijd klaarstaat voor anderen? En waarom luisteren we pas naar de waarheid als het te laat is?