Het testament van mijn moeder: een onmogelijke keuze tussen liefde en verraad
‘Hoe kon je dit doen, mam?’ Mijn stem trilt terwijl ik het vergeelde papier in mijn handen klem. De regen tikt onophoudelijk tegen het raam van haar slaapkamer, alsof de hemel zelf mijn verdriet wil onderstrepen. Ik sta daar, alleen, omringd door de geur van haar lavendelparfum en het zachte licht van haar oude bedlampje. Mijn moeder is nog maar net overleden, en nu voel ik me verraden door de vrouw die mij het leven schonk.
Het begon allemaal die avond, toen ik – uit gewoonte – haar nachtkastje opende om haar bril te zoeken. In plaats daarvan vond ik een envelop met mijn naam erop. Mijn hart sloeg over. Ik dacht aan een afscheidsbrief, misschien een laatste boodschap vol liefde. Maar toen ik het papier openvouwde, zag ik direct dat het haar testament was. En wat ik las, sneed dieper dan elk woord dat ze ooit had kunnen schrijven.
‘Aan mijn dochter Marieke laat ik het huis na, inclusief alle inboedel. Aan mijn dochter Sanne laat ik mijn sieraden en de spaarrekening bij de Rabobank.’
Mijn adem stokte. Het huis? Alles? Voor Marieke? En voor mij… wat sieraden en wat geld? Ik voelde me plotseling zo klein, zo onbelangrijk. Alsof al die jaren waarin ik voor haar zorgde, haar naar het ziekenhuis bracht, haar boodschappen deed – alsof dat allemaal niets betekende.
Die nacht sliep ik niet. Ik lag te woelen in het logeerbed, luisterend naar het zachte gesnurk van mijn man Pieter in de kamer ernaast. Mijn gedachten tolden. Waarom? Waarom Marieke? Zij was altijd de vrije vogel, de dochter die op haar negentiende naar Amsterdam vertrok om kunstgeschiedenis te studeren en zelden thuis kwam. Ik bleef hier, in ons dorpje bij Utrecht, dichtbij mama. Ik was er altijd als ze me nodig had.
De volgende ochtend zat ik aan de keukentafel met een kop lauwe koffie toen Marieke binnenkwam. Haar ogen rood van het huilen, haar haren slordig opgestoken.
‘Sanne… heb je slecht geslapen?’ vroeg ze voorzichtig.
Ik kon haar nauwelijks aankijken. ‘Heb je het testament gezien?’
Ze knikte langzaam. ‘Ja… mam heeft het me verteld, vlak voor ze stierf.’
‘En jij vond dat prima?’ Mijn stem klonk scherper dan ik bedoelde.
Ze zuchtte diep. ‘Sanne, ik wilde het niet eens weten. Mam zei dat jij altijd sterker was dan ik… Dat jij je wel zou redden.’
‘Sterker? Of minder belangrijk?’ De woorden kwamen er bitter uit.
Marieke keek weg. ‘Dat is niet eerlijk.’
‘Nee, dat is het inderdaad niet.’
We zwegen. Buiten floot een merel, onverschillig voor ons drama. Ik voelde tranen branden achter mijn ogen, maar ik wilde niet huilen waar zij bij was.
De dagen daarna verliepen in een waas van geregel: de uitvaart, de bloemen, de kaarten die binnenstroomden van verre familieleden en buren. Iedereen prees me om mijn kracht en zorgzaamheid. Niemand wist wat er werkelijk in mij omging.
’s Nachts droomde ik van mama’s handen die door mijn haren streelden toen ik als kind bang was voor onweer. Ik hoorde haar stem: ‘Sanne, jij bent mijn rots.’ Maar nu voelde ik me allesbehalve sterk.
Na de begrafenis kwam de notaris langs om alles officieel te maken. Pieter zat naast me en kneep bemoedigend in mijn hand. Marieke zat tegenover me, haar blik strak op haar knieën gericht.
‘Mevrouw Jansen,’ begon de notaris formeel, ‘uw moeder heeft u haar sieraden en spaargeld nagelaten. Uw zus krijgt het huis.’
Ik knikte zwijgend. Pieter keek me aan met een mengeling van medelijden en woede.
Thuis barstte ik eindelijk in tranen uit. ‘Waarom? Waarom altijd zij?’
Pieter sloeg zijn armen om me heen. ‘Misschien dacht je moeder dat je het huis niet wilde…’
‘Dat is onzin! Ze wist hoe graag ik hier wilde blijven.’
De weken verstreken en de afstand tussen Marieke en mij groeide met de dag. Ze kwam steeds minder vaak langs; als ze er was, voelde alles ongemakkelijk en geforceerd. Mijn vader was jaren geleden overleden, dus we hadden alleen elkaar nog – maar zelfs dat leek nu te veel gevraagd.
Op een dag stond Marieke ineens voor mijn deur. Ze had een doos bij zich.
‘Mag ik binnenkomen?’ vroeg ze zacht.
Ik knikte zwijgend.
Ze zette de doos op tafel en haalde er fotoalbums uit, oude brieven, tekeningen uit onze kindertijd.
‘Ik wil niet dat we elkaar verliezen door dit alles,’ zei ze met trillende stem. ‘Misschien kunnen we samen kijken wat we willen bewaren?’
Ik voelde iets breken in mezelf – een muur die langzaam begon af te brokkelen.
We bladerden samen door de albums, lachten om onze gekke kapsels uit de jaren negentig, huilden om foto’s van mama die ons allebei in haar armen hield.
‘Weet je nog,’ zei Marieke zacht, ‘hoe mama altijd zei dat ze geen favorieten had?’
Ik knikte. ‘Maar blijkbaar toch wel.’
Ze pakte mijn hand vast. ‘Misschien heeft ze gewoon geprobeerd te doen wat zij dacht dat goed was…’
‘Maar waarom heeft ze het me nooit verteld? Waarom moest ik het zo ontdekken?’
Marieke haalde haar schouders op. ‘Misschien kon ze het niet…’
Die nacht lag ik wakker en dacht aan vergeving. Niet alleen voor mama, maar ook voor mezelf – voor al die jaren waarin ik dacht dat liefde altijd eerlijk moest zijn.
De tijd heelt niet alle wonden, zeggen ze. Maar misschien kunnen we leren leven met littekens.
Soms vraag ik me af: kun je iemand echt vergeven als je hart nog steeds pijn doet? Of is vergeving juist het begin van heling? Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond?