Altijd de oppas: Hoe ik leerde mijn grenzen te stellen
‘Kun je vanmiddag weer even op Sophie passen? Het is echt maar een uurtje, beloofd!’
De stem van mijn buurvrouw, Marieke, klinkt opgejaagd door de dunne muur tussen onze huizen in Utrecht. Ik kijk naar mijn telefoon, zie haar naam op het scherm en voel een steek van irritatie. Het is de derde keer deze week. Mijn hart bonkt in mijn keel terwijl ik haar appje lees. Mijn vingers zweven boven het toetsenbord. Wat moet ik antwoorden?
‘Sorry Marieke, ik heb het druk vandaag,’ typ ik, maar ik wis het weer. De waarheid is dat ik niets gepland heb, behalve eindelijk eens tijd voor mezelf nemen. Maar dat voelt als een luxe die ik me niet kan veroorloven. Niet als Marieke weer in de problemen zit, niet als Sophie haar grote blauwe ogen op mij richt en vraagt of we samen koekjes gaan bakken.
Ik weet nog goed hoe het begon, bijna twee jaar geleden. Marieke was net gescheiden en kwam naast mij wonen met haar dochtertje van vier. We raakten aan de praat in de voortuin, tussen de hortensia’s en de fietsen. Ze vertelde over haar zorgen, haar eenzaamheid. Ik voelde meteen een klik – eindelijk iemand met wie ik kon praten over meer dan alleen het weer of de NS-stakingen.
‘Je bent echt een schat,’ zei ze die eerste keer dat ik op Sophie paste. ‘Ik weet niet wat ik zonder je zou moeten.’
In het begin voelde het goed. Ik was nodig, belangrijk zelfs. Mijn eigen kinderen waren het huis uit, mijn man werkte veel en ik had tijd over. Sophie bracht leven in huis, haar lach vulde de kamers die anders zo stil waren.
Maar langzaam veranderde er iets. De verzoekjes werden vanzelfsprekend. ‘Kun je morgen even…?’ ‘Het is maar heel kort hoor…’ ‘Je bent toch thuis?’
Op een dag stond Marieke ineens voor mijn deur, jas nog aan, sleutels in haar hand.
‘Ik moet nu echt weg, spoedje op werk. Sophie is een beetje verkouden, maar dat is vast geen probleem toch?’
Voordat ik kon antwoorden, stond Sophie al in de gang met haar knuffelkonijn.
Die dag voelde ik me voor het eerst geen vriendin meer, maar personeel. Toch zei ik niets. Ik wilde niet ondankbaar lijken, niet moeilijk doen. Maar elke keer dat ik ‘ja’ zei, voelde ik mezelf een beetje kleiner worden.
Mijn man, Kees, merkte het op.
‘Waarom laat je haar zo over je heen lopen?’ vroeg hij op een avond terwijl hij zijn krant neerlegde.
‘Ze heeft het zwaar,’ mompelde ik.
‘En jij dan? Je hebt ook recht op rust.’
Zijn woorden bleven hangen. Had hij gelijk? Was ik te aardig? Of was dit gewoon wat buren voor elkaar deden?
De volgende dag stond Marieke weer op de stoep.
‘Het spijt me echt, maar kun je Sophie morgen ophalen van school? Ik red het echt niet met mijn werkrooster.’
Ik voelde hoe mijn maag zich samenkneep.
‘Marieke…’ begon ik aarzelend.
Ze keek me aan met die blik die ik zo goed kende – wanhopig, smekend.
‘Alsjeblieft? Je bent de enige die ik kan vragen.’
Ik knikte zwakjes. Natuurlijk deed ik het weer.
’s Avonds zat ik aan tafel met Kees en vertelde hem alles. Hij zuchtte diep.
‘Je moet haar gewoon zeggen dat het zo niet langer kan.’
Maar hoe doe je dat zonder iemand te kwetsen? Zonder de vriendschap te verliezen?
De weken gingen voorbij en de verzoeken bleven komen. Soms dacht ik: als ik nu gewoon niet open doe… Maar dan hoorde ik Sophie’s stemmetje door de brievenbus: ‘Mag ik bij jou spelen?’
Op een dag kwam mijn dochter Anne langs.
‘Mam, waarom ben je altijd zo moe?’ vroeg ze terwijl ze haar jas ophing.
Ik vertelde haar alles. Ze keek me streng aan.
‘Je moet voor jezelf kiezen. Je bent geen gratis oppas.’
Die nacht lag ik wakker. Ik dacht aan vroeger, aan hoe mijn moeder altijd klaarstond voor iedereen – en zichzelf vergat. Was dat nu ook mijn lot?
De volgende ochtend besloot ik dat het genoeg was. Mijn hart bonsde toen ik naar Marieke’s huis liep.
Ze deed open met wallen onder haar ogen.
‘Hé… alles goed?’ vroeg ze voorzichtig.
Ik slikte.
‘Marieke, we moeten praten.’
Ze keek me vragend aan.
‘Ik help je graag, echt waar,’ begon ik. ‘Maar het wordt me te veel. Ik heb ook mijn eigen leven en soms voel ik me meer oppas dan vriendin.’
Ze zweeg even en keek naar haar handen.
‘Sorry,’ fluisterde ze uiteindelijk. ‘Ik had niet door dat het zo voelde voor jou.’
Er viel een stilte tussen ons die zwaarder woog dan alle woorden die we ooit hadden gewisseld.
‘Ik waardeer alles wat je doet,’ zei ze zacht. ‘Misschien ben ik te veel gaan leunen op jou.’
We spraken af om duidelijke afspraken te maken: af en toe oppassen was prima, maar niet meer vanzelfsprekend en altijd in overleg.
De weken daarna voelde ik me lichter – en onze vriendschap werd eerlijker. Soms kwam Sophie nog spelen, maar alleen als het mij ook uitkwam. En Marieke? Zij vond langzaam haar eigen weg, leerde hulp vragen aan anderen en niet alles op mij af te schuiven.
Toch blijft er iets knagen: waarom vond ik het zo moeilijk om mijn grenzen aan te geven? Waarom voelde ‘nee’ zeggen als falen?
Hebben jullie dat ook wel eens meegemaakt – dat je jezelf verliest door altijd voor anderen klaar te staan? Hoe leer je om voor jezelf te kiezen zonder schuldgevoel?