Achter de Voordeur: Mijn Tweede Leven Begon op Mijn 48ste
‘Waarom luister je nooit naar me, Henk?’ Mijn stem trilt terwijl ik de borden in de vaatwasser zet. Henk kijkt niet op van zijn krant. ‘Omdat je altijd over hetzelfde begint, Marjolein. Altijd dat gezeur over hoe het anders moet.’
Het is vrijdagavond in ons rijtjeshuis in Amersfoort. De regen tikt tegen het raam, de geur van afgekoelde stamppot hangt nog in de keuken. Onze dochter Sanne is net vertrokken naar haar studentenkamer in Utrecht, onze zoon Joris zit boven met zijn koptelefoon op. Ik voel me leeg, alsof ik langzaam verdwijn tussen de muren die ooit zo vol leven waren.
‘Ik wil niet altijd ruzie maken,’ probeer ik zachtjes. Henk zucht diep. ‘Dan moet je ophouden met alles zo zwaar te maken.’
Die nacht lig ik wakker. Mijn gedachten razen. Wanneer ben ik opgehouden met dromen? Wanneer ben ik alleen nog maar moeder en vrouw van geworden? Ik draai me om, kijk naar Henk’s rug. Hij snurkt zachtjes. Ik voel me zo alleen dat het pijn doet.
De volgende ochtend fiets ik naar de markt. De lucht is grijs, mijn jas klam van de miezerregen. Bij de bloemenkraam bots ik bijna tegen een vrouw aan. Ze draait zich om en lacht verontschuldigend. ‘Sorry! Ik lette niet op.’ Haar ogen zijn warm, haar stem vriendelijk. ‘Geeft niks,’ zeg ik, maar mijn stem klinkt schor.
Ze stelt zich voor als Els, net verhuisd uit Groningen na haar scheiding. We raken aan de praat over bloemen, over kinderen die uit huis gaan, over hoe stil het soms kan zijn in huis. Voor het eerst in maanden voel ik me gezien.
‘Zullen we samen koffie drinken?’ vraagt Els spontaan. Ik aarzel even – Henk vindt het altijd onzin als ik tijd aan vriendinnen besteed – maar knik dan toch.
In het café aan het plein praten we uren. Over dromen die we hadden als jonge vrouwen, over verwachtingen die nooit zijn uitgekomen. Els vertelt hoe ze na haar scheiding opnieuw moest beginnen, hoe eng en bevrijdend dat tegelijk was.
‘Weet je wat het is, Marjolein?’ zegt ze terwijl ze haar kopje neerzet. ‘Soms moet je alles verliezen om jezelf terug te vinden.’
Die woorden blijven dagenlang in mijn hoofd hangen. Thuis probeer ik erover te praten met Henk, maar hij wuift het weg. ‘Je hebt alles wat je nodig hebt,’ zegt hij kortaf.
Maar heb ik dat wel? Ik voel me gevangen in een leven dat niet meer bij me past.
De weken daarna zoek ik Els vaker op. We wandelen door het bos bij Soestduinen, drinken wijn aan haar keukentafel. Ze moedigt me aan om weer te schilderen – iets wat ik vroeger graag deed maar al jaren niet meer heb aangeraakt.
Op een avond schilder ik tot diep in de nacht. Mijn handen trillen van opwinding als ik eindelijk weer kleur op doek zet. Het voelt als thuiskomen bij mezelf.
Maar thuis wordt de sfeer steeds grimmiger. Henk merkt mijn afwezigheid op. ‘Waar ben je toch steeds?’ vraagt hij achterdochtig.
‘Ik ben bij Els,’ zeg ik eerlijk. ‘We praten veel. Over vroeger, over nu.’
Hij lacht schamper. ‘Je bent geen twintig meer, Marjolein. Doe normaal.’
Die woorden doen pijn. Maar ze maken ook iets in me los.
Op een avond barst de bom. Joris heeft zijn examen niet gehaald en gooit met deuren. Sanne belt huilend omdat haar relatie uit is. Henk schreeuwt dat hij rust wil en dat alles altijd om mij moet draaien.
‘En wat wil jij dan eigenlijk?’ schreeuwt hij opeens terug.
Ik kijk hem aan en voel voor het eerst geen angst meer, maar woede en verdriet tegelijk.
‘Ik wil mezelf terug,’ zeg ik zacht maar vastberaden.
Die nacht pak ik mijn spullen en vertrek naar Els. Ze slaapt op de bank zodat ik in haar logeerkamer kan slapen.
De dagen daarna zijn een waas van emoties: schuldgevoel tegenover de kinderen, angst voor de toekomst, maar ook een vreemd soort opluchting.
Sanne komt langs en huilt in mijn armen. ‘Waarom nu pas, mam?’ vraagt ze snikkend.
‘Omdat ik eindelijk durf,’ fluister ik terug.
Joris weigert met me te praten en kiest partij voor zijn vader. Mijn hart breekt, maar diep vanbinnen weet ik dat dit nodig is.
Langzaam bouw ik een nieuw leven op. Ik vind een parttime baan bij een kunstgalerie in Utrecht, begin weer te schilderen en ontmoet nieuwe mensen via Els’ vriendenkring.
Soms mis ik mijn oude leven vreselijk: de geur van Henk’s koffie ’s ochtends, samen naar de markt op zaterdag, de kinderen aan tafel tijdens kerstmis.
Maar steeds vaker voel ik ook trots: op mijn moed om te kiezen voor mezelf, op het voorbeeld dat ik geef aan Sanne en Joris – dat je nooit te oud bent om opnieuw te beginnen.
Op een dag staat Henk ineens voor mijn deur. Zijn ogen zijn rood van het huilen.
‘Kunnen we praten?’ vraagt hij schor.
We zitten uren aan tafel. Hij zegt dat hij me mist, dat hij niet wist hoe ongelukkig ik was. Maar als hij vraagt of ik terugkom, schud ik mijn hoofd.
‘Ik moet dit doen,’ zeg ik zachtjes. ‘Voor mezelf.’
De scheiding is pijnlijk en rommelig. Familieleden kiezen partij; mijn moeder noemt me egoïstisch, mijn zus begrijpt me juist wel.
Soms voel ik me schuldig tegenover iedereen – vooral tegenover mijn kinderen – maar Els zegt altijd: ‘Je mag jezelf niet vergeten in het leven van anderen.’
Nu, twee jaar later, woon ik in een klein appartementje aan de rand van Utrecht. Mijn schilderijen hangen in een lokale galerie; soms verkoop ik er zelfs één.
Sanne komt vaak langs; we praten openhartiger dan ooit tevoren. Joris heeft tijd nodig gehad, maar laatst stuurde hij een berichtje: ‘Mam, ik snap nu waarom je het deed.’
’s Avonds zit ik op mijn balkon met een glas wijn en kijk naar de ondergaande zon boven de stad.
Heb ik spijt? Soms wel – vooral om wat verloren is gegaan. Maar veel vaker voel ik dankbaarheid voor wat er is gekomen: vrijheid, vriendschap, zelfliefde.
Was het egoïstisch om voor mezelf te kiezen? Of is het juist dapper om jezelf niet kwijt te raken?
Wat zouden jullie doen als je leven ineens op z’n kop staat? Zou jij durven springen?