Zondag, die niet meer van mij is

‘Mam, kunnen we even praten?’ De stem van mijn zoon, Daan, klinkt gespannen aan de telefoon. Het is vrijdagavond, de regen tikt tegen het raam en ik voel meteen dat er iets niet klopt. Mijn hart slaat een slag over. ‘Natuurlijk, lieverd. Is alles goed?’

Er valt een stilte. ‘Het gaat om zondag…’

Zondag. Mijn heilige dag. De dag waarop ik sinds jaar en dag voor het hele gezin kook, de tafel mooi dek met het servies van mijn moeder, en de geur van stoofvlees zich door het huis verspreidt. De dag waarop mijn kleinkinderen rennen door de woonkamer, hun voetstappen echoënd op het parket. De dag waarop ik me nodig voel.

‘Wat is er met zondag?’ vraag ik, mijn stem trilt licht.

Daan zucht. ‘Sanne… Sanne vindt het soms een beetje veel. Ze wil graag ook eens een zondag voor onszelf. Zonder verplichtingen.’

Het voelt alsof iemand de grond onder mijn voeten vandaan trekt. ‘Dus… jullie willen niet meer dat ik kom?’

‘Nee, mam, zo bedoel ik het niet! Maar misschien niet elke zondag. Gewoon… af en toe.’

Ik hoor Sanne op de achtergrond iets zeggen, haar stem gedempt maar onmiskenbaar geërgerd. Daan mompelt iets terug. Mijn handen trillen nu echt.

‘Ik begrijp het,’ lieg ik. ‘Jullie zijn druk, ik snap dat wel.’

Maar ik snap er niets van. Hoe kan iets wat altijd vanzelfsprekend was, ineens te veel zijn? Ik hang op en blijf minutenlang naar de stille telefoon staren.

Die nacht slaap ik nauwelijks. Mijn gedachten tollen. Heb ik iets verkeerd gedaan? Ben ik te aanwezig geweest? Of is dit gewoon hoe het gaat als je ouder wordt?

Zondag komt en voor het eerst in jaren is mijn huis stil. Geen gelach, geen kinderstemmen, geen geur van eten die uit de keuken komt. Ik loop doelloos door het huis, open kasten, sluit ze weer. Mijn handen weten niet wat ze moeten doen.

Om elf uur belt mijn zus Marijke. ‘En? Hoe is het daar?’

Ik probeer luchtig te klinken. ‘Rustig. Ze wilden een keer wat anders.’

Marijke zwijgt even. ‘Je klinkt niet alsof je het begrijpt.’

‘Ik voel me… overbodig,’ fluister ik. ‘Alsof ik ineens niet meer nodig ben.’

Marijke zucht. ‘Kinderen veranderen, hun leven verandert. Maar dat betekent niet dat jij geen plek meer hebt.’

Ik weet dat ze gelijk heeft, maar het voelt anders. Alsof er een deur dichtgeslagen is zonder dat ik wist dat hij openstond.

De dagen daarna probeer ik mezelf bezig te houden. Ik ga wandelen in het park, kijk naar andere gezinnen die samen picknicken op het gras. Ik voel jaloezie prikken in mijn borst – iets wat ik mezelf nooit had toegestaan.

Op woensdag besluit ik Daan te bellen. ‘Mag ik iets vragen?’ begin ik voorzichtig.

‘Natuurlijk, mam.’

‘Is er iets gebeurd? Heb ik iets verkeerd gedaan?’

Daan klinkt ongemakkelijk. ‘Nee, echt niet! Maar Sanne vindt het soms lastig dat alles altijd om jouw tradities draait. Ze wil ook haar eigen gezinstradities maken.’

Ik slik. ‘En jullie kinderen dan? Vinden die het erg?’

‘Ze missen je wel,’ zegt Daan zachtjes. ‘Maar ze begrijpen het ook wel.’

Ik hang op met een zwaar gevoel in mijn maag. Tradities die altijd zo stevig leken, blijken ineens broos als glas.

Op vrijdag sta ik in de supermarkt en zie Sanne bij de kassa staan met de kinderen. Ze ziet me ook en haar glimlach is geforceerd.

‘Hoi,’ zeg ik voorzichtig.

‘Hoi,’ zegt ze terug.

De kinderen rennen naar me toe en omhelzen me stevig. ‘Oma! Kom je zondag weer eten?’ vraagt Lotte met grote ogen.

Sanne kijkt ongemakkelijk weg. ‘We hebben zondag al plannen, lieverd.’

Lotte’s gezicht betrekt en ik voel mijn hart breken.

Thuis huil ik voor het eerst in jaren tranen van pure eenzaamheid. Ik voel me als een boek dat niemand meer wil lezen.

Zaterdag belt Marijke weer. ‘Kom bij mij eten morgen,’ zegt ze beslist.

Ik twijfel even, maar stem toe.

Zondag zit ik aan haar keukentafel, het ruikt naar appeltaart en koffie. We praten over vroeger, over onze ouders die ook worstelden met loslaten.

‘Misschien moet je ze gewoon laten gaan,’ zegt Marijke zachtjes. ‘En kijken wat er voor jou overblijft.’

Die avond schrijf ik een brief aan Daan:

Lieve Daan,
Ik begrijp dat dingen veranderen en dat jullie je eigen weg willen gaan. Maar weet dat mijn deur altijd openstaat – voor jou, voor Sanne, voor de kinderen. Misschien moet ik leren loslaten, maar dat betekent niet dat ik niet meer van jullie hou.
Liefs,
Mama

Een week later belt Daan op zondagmiddag aan met Lotte en Bram. Ze hebben bloemen bij zich.
‘We missen je, mam,’ zegt Daan zachtjes.
Lotte kruipt bij me op schoot en fluistert: ‘Oma, mag je volgende week weer koken?’
Sanne blijft thuis die dag – misschien uit ongemak, misschien uit protest – maar voor het eerst voel ik dat er ruimte is voor iets nieuws.
Misschien geen vaste zondagen meer, maar wel momenten die ertoe doen.

’s Avonds zit ik alleen aan tafel en kijk naar de lege stoelen om me heen.
Is loslaten hetzelfde als vergeten worden? Of is het juist ruimte maken voor nieuwe herinneringen?
Wat denken jullie: hoe vind je opnieuw betekenis als oude tradities verdwijnen?