De moed van een moeder: Geboren met jou
‘Waarom kijkt iedereen zo naar hem, mam?’
De stem van Daan trilt terwijl hij zijn kleine hand in de mijne klemt. We staan op het schoolplein in Utrecht, omringd door moeders met hun perfect ogende kinderen. Daan’s wijnvlek, een dieprode vlek die zich uitstrekt over zijn linkerwang, lijkt vandaag feller dan ooit. Ik voel de blikken prikken in mijn rug, hoor het gefluister achter mijn rug.
‘Omdat ze niet weten wat bijzonder is, lieverd,’ fluister ik terug, maar mijn stem klinkt hol. Ik wil hem beschermen tegen de wereld, tegen de blikken, tegen alles wat ik niet kan controleren. Maar hoe bescherm je je kind tegen iets wat overal is?
Thuis wacht mijn moeder, Gerda, op ons. Ze heeft altijd haar mening klaar. ‘Je moet er iets aan laten doen, Marloes,’ zegt ze zodra we binnenkomen. ‘In het ziekenhuis kunnen ze tegenwoordig zoveel.’
‘Hij is perfect zoals hij is,’ antwoord ik scherp. Maar haar woorden blijven hangen. Wat als ze gelijk heeft? Wat als Daan later ongelukkig wordt door iets waar ik nu niets aan doe?
Die nacht lig ik wakker. Mijn man, Jeroen, slaapt naast me. Ik draai me om en staar naar het plafond. ‘Wat als ik het fout doe?’ fluister ik in het donker.
‘Je doet wat je kunt,’ zegt Jeroen zachtjes, zonder zijn ogen te openen. ‘Maar misschien moeten we toch eens met een arts praten.’
De volgende dag zitten we in het UMC Utrecht tegenover een vriendelijke dermatoloog. Ze legt uit dat de wijnvlek met laserbehandelingen minder zichtbaar kan worden. ‘Maar,’ zegt ze, ‘het zal nooit helemaal verdwijnen. En het doet pijn.’
Ik kijk naar Daan, die op zijn stoeltje friemelt met zijn knuffelkonijn. Zijn ogen zoeken de mijne. ‘Wil jij dat, Daan?’ vraag ik voorzichtig.
Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik wil niet dat het pijn doet.’
De weken verstrijken en de blikken blijven. Op een dag komt Daan huilend thuis. ‘Ze noemen me monster,’ snikt hij. Mijn hart breekt in duizend stukken.
Ik besluit dat het zo niet langer kan. Ik moet iets doen. Niet voor mezelf, maar voor hem.
Die avond sta ik voor de spiegel in de badkamer met een rode lippenstift in mijn hand. Met trillende vingers teken ik een vlek op mijn eigen gezicht, precies waar Daan zijn wijnvlek heeft. Jeroen kijkt me aan alsof ik gek ben.
‘Wat doe je nou?’ vraagt hij verbaasd.
‘Ik wil dat hij weet dat hij niet alleen is,’ zeg ik vastberaden.
De volgende ochtend breng ik Daan naar school met de rode vlek nog steeds op mijn gezicht. De andere ouders staren me aan, sommigen lachen ongemakkelijk. Maar ik houd mijn hoofd omhoog.
‘Mama, je hebt hetzelfde als ik!’ roept Daan verbaasd.
‘Ja,’ zeg ik zachtjes. ‘En weet je? Ik vind het mooi.’
Die dag verandert er iets. Niet alleen bij Daan, maar ook bij mij. De juf glimlacht naar ons en knikt goedkeurend. Een andere moeder komt naar me toe en zegt: ‘Wat dapper van je.’
Toch blijft de spanning thuis voelbaar. Mijn moeder vindt het maar niks.
‘Je maakt jezelf belachelijk,’ zegt ze fel tijdens het avondeten.
‘Misschien wel,’ antwoord ik rustig, ‘maar liever dat dan dat mijn zoon zich schaamt voor wie hij is.’
Jeroen zwijgt, maar ’s avonds pakt hij mijn hand vast en zegt: ‘Ik ben trots op je.’
Langzaam begint Daan te veranderen. Hij loopt rechterop, lacht vaker en durft zelfs weer te spelen met andere kinderen. Soms tekenen we samen een vlek op elkaars gezicht en maken we er een spelletje van.
Op een dag komt Daan thuis met een tekening van zichzelf – mét wijnvlek – en zijn beste vriendje Sven ernaast. ‘Sven zegt dat hij ook zo’n vlek wil,’ lacht Daan trots.
Het nieuws verspreidt zich snel op school en zelfs in de buurt. Andere kinderen komen met schmink op hun gezicht naar school om Daan te steunen. De sfeer verandert langzaam; er wordt minder gefluisterd, meer gelachen.
Toch blijft de strijd met mijn moeder voortduren.
‘Je moet hem voorbereiden op de echte wereld,’ zegt ze op een avond terwijl ze haar handen om haar kopje thee klemt.
‘Misschien is het tijd dat de echte wereld zich aanpast aan hem,’ antwoord ik zachtjes.
Ze kijkt me aan, haar ogen vochtig. ‘Ik ben gewoon bang dat hij gekwetst wordt.’
‘Dat ben ik ook, mam,’ fluister ik terug.
De maanden gaan voorbij en Daan groeit op tot een zelfverzekerde jongen die trots is op wie hij is – mét wijnvlek. Op zijn tiende verjaardag vraagt hij of we samen nog één keer de vlek willen tekenen, voor de foto.
‘Zodat iedereen kan zien dat we hetzelfde zijn,’ zegt hij stralend.
Als ik die avond naar hem kijk terwijl hij slaapt, voel ik tranen over mijn wangen rollen – van trots, van liefde, van opluchting.
Heb ik altijd alles goed gedaan? Zeker niet. Maar misschien is moed gewoon doen wat goed voelt voor degene van wie je het meest houdt.
Zou jij hetzelfde durven doen voor je kind? Of voor jezelf?