Drie maanden stilte: Toen een vakantie mijn gezin verscheurde
‘Dus jullie gaan écht?’ De stem van mijn schoonmoeder, Ans, trilt door de telefoon. Ik hoor het servies rinkelen op de achtergrond, alsof haar handen niet meer weten wat ze moeten doen. ‘Jullie laten mij hier gewoon zitten, terwijl het dak nog steeds lekt?’
Ik slik. Mijn man, Erik, kijkt me aan met die blik die zegt: ‘Laat mij dit maar doen.’ Maar ik weet dat hij het niet kan. Niet zoals ik het kan. ‘Ans, we hebben het er al zo vaak over gehad. We hebben nu echt even tijd voor onszelf nodig. De kinderen vragen er al jaren om. We zijn al zo lang niet meer samen weg geweest.’
‘En ik dan?’ Haar stem breekt. ‘Jullie weten dat ik het niet alleen kan. Jullie vader is er niet meer. Jullie zijn alles wat ik heb.’
Ik voel de tranen prikken achter mijn ogen. ‘We zijn er altijd voor je geweest, mam. Maar nu moeten we even aan onszelf denken.’
Het gesprek eindigt in stilte. Geen doei, geen tot ziens. Alleen het zachte klikken van de verbinding die verbroken wordt.
Die avond zitten Erik en ik zwijgend aan tafel. De kinderen, Lotte en Bram, proberen de sfeer te redden met verhalen over school en voetbaltraining, maar het lukt niet. De stilte is te dik, te zwaar.
‘Misschien hadden we toch moeten wachten,’ fluistert Erik als de kinderen naar bed zijn.
‘Wachten tot wanneer?’ Mijn stem klinkt scherper dan ik bedoel. ‘Tot het huis instort? Tot we elkaar niet meer herkennen? Ik wil gewoon even weg, Erik. Even ademen.’
Hij knikt, maar zijn ogen zijn dof.
De weken voor de vakantie zijn ongemakkelijk. Ans belt niet meer. Geen appjes, geen uitnodigingen voor koffie op zondagmiddag. Zelfs op Lotte’s verjaardag blijft haar stoel leeg. Lotte vraagt waar oma is, maar ik weet niet wat ik moet zeggen.
‘Ze is druk, lieverd,’ lieg ik.
De dag van vertrek voelt vreemd. Alsof we iets stiekems doen. We rijden naar Schiphol in stilte. Zelfs Bram, normaal gesproken een spraakwaterval, staart uit het raam.
Op het strand in Spanje probeer ik te ontspannen. De zon brandt op mijn huid, de kinderen lachen in de golven. Maar elke keer als ik mijn telefoon pak, hoop ik op een berichtje van Ans. Niets.
Na een week belt Erik haar toch maar eens op. Ze neemt niet op.
‘Misschien is ze boos,’ zegt hij zachtjes.
‘Misschien is ze verdrietig,’ zeg ik.
De vakantie vliegt voorbij en als we thuiskomen voelt het huis kouder dan ooit. Op de mat ligt een kaartje van Ans: ‘Ik hoop dat jullie genoten hebben.’ Geen groet, geen kus.
De weken daarna worden maanden. Drie maanden waarin we elkaar niet zien, niet spreken. De kinderen vragen steeds minder naar oma. Ik merk dat ik haar mis – haar bemoeizucht, haar verhalen over vroeger, zelfs haar kritiek.
Op een regenachtige zondag besluit ik langs te gaan. Erik blijft thuis; hij kan het niet aan.
Als ik aanbeld, doet Ans langzaam open. Ze kijkt kleiner dan ik me herinnerde.
‘Marieke,’ zegt ze alleen maar.
‘Mag ik binnenkomen?’
Ze knikt en draait zich om zonder iets te zeggen.
De woonkamer ruikt muf. Op tafel liggen stapels ongeopende post en lege theekopjes.
‘Hoe gaat het met je?’ vraag ik voorzichtig.
Ze haalt haar schouders op. ‘Het gaat wel.’
Ik wil iets zeggen over de vakantie, over hoe moe ik was, hoe hard ik die tijd nodig had. Maar alles wat eruit komt is: ‘Het spijt me.’
Ze kijkt me aan met natte ogen. ‘Jullie waren altijd mijn anker na papa’s dood. En ineens was ik alleen.’
Ik voel de schuld als een steen op mijn borst drukken. ‘We wilden je niet kwetsen.’
‘Maar dat deden jullie wel.’
We zitten samen in stilte, terwijl de regen tegen het raam tikt.
Na die dag verandert er iets. We spreken elkaar weer, voorzichtig eerst – appjes over het weer, een foto van Lotte’s nieuwe fiets. Maar het is anders dan voorheen; er is iets gebroken dat misschien nooit meer helemaal heel wordt.
Soms vraag ik me af: hadden we anders moeten kiezen? Of is het soms nodig om voor jezelf te kiezen, ook als dat pijn doet? Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen jezelf en je familie?