Eenzaamheid in de schaduw van liefde: Het verhaal van een moeder en dochter
‘Mam, ik kan echt niet weer langskomen vandaag. Je moet het zelf proberen,’ klinkt het door de telefoon. De stem van mijn dochter, Marieke, klinkt gehaast, bijna geïrriteerd. Ik knijp de telefoon steviger vast, mijn knokkels wit. ‘Maar Marieke, de boodschappen… ik kan die zware tassen niet meer tillen. Mijn rug—’
‘Mam, ik heb het druk! Ik heb ook een gezin en een baan. Je moet niet alles op mij afschuiven.’
De verbinding verbreekt. Ik blijf achter in de stilte van mijn kleine appartement in Amersfoort. Buiten regent het zachtjes tegen het raam. Mijn handen trillen als ik de telefoon neerleg. Ze heeft gelijk, fluister ik tegen mezelf. Ze heeft haar eigen leven. Maar waarom voelt het dan alsof ik langzaam verdwijn?
Vroeger was alles anders. Toen Marieke klein was, was ik haar wereld. Haar vader, Henk, overleed toen zij pas zes was. Ik moest alles alleen doen. Elke ochtend haar boterhammen smeren, haar haren vlechten, haar troosten als ze bang was voor onweer. We waren een team, zij en ik. Maar nu? Nu voelt het alsof er een muur tussen ons staat.
De klok tikt traag verder. Ik staar naar de foto op de kast: Marieke en ik op het strand van Scheveningen, lachend in de wind. Haar hand in de mijne, haar ogen vol vertrouwen. Waar is dat meisje gebleven? Waar ben ík gebleven?
De dagen rijgen zich aan elkaar als grijze kralen aan een ketting. Soms komt Marieke langs, altijd gehaast, altijd met haar telefoon in de hand. ‘Mam, je moet echt leren om wat zelfstandiger te zijn,’ zegt ze dan. Of: ‘Misschien moet je eens denken aan zo’n zorgappartement.’
Ik voel me gekleineerd als ze dat zegt. Alsof ik een kind ben dat niet voor zichzelf kan zorgen. Maar ik ben geen kind meer – ik ben oud. Mijn lichaam laat me in de steek; mijn handen trillen als ik koffie inschenk, mijn knieën doen pijn bij elke stap.
Op een dag valt mijn blik op de kalender: 27 maart, Mariekes verjaardag. Vroeger bakte ik altijd haar lievelingstaart – appeltaart met kaneel en rozijnen. Nu twijfel ik of ik haar überhaupt moet bellen. Misschien stoort het haar alleen maar.
Toch pak ik de telefoon. ‘Gefeliciteerd lieverd,’ zeg ik zacht.
‘Dank je mam,’ antwoordt ze kortaf.
‘Kom je nog langs? Ik heb appeltaart gebakken.’
Een zucht aan de andere kant van de lijn. ‘Mam… Ik heb al plannen met Bas en de kinderen. Misschien zondag?’
‘Natuurlijk,’ zeg ik snel, terwijl mijn hart zakt als een steen in mijn buik.
Zondag komt en gaat zonder bezoek.
De muren van mijn appartement lijken dichterbij te kruipen. Soms denk ik dat ze me willen verpletteren. Ik probeer mezelf bezig te houden: puzzelen, breien, naar Omroep MAX kijken. Maar alles voelt leeg zonder iemand om tegen te praten.
Op een avond hoor ik stemmen op de gang. Mijn buurvrouw, mevrouw De Vries, lacht luid met haar zoon. Ze brengen haar boodschappen en blijven eten. Ik luister naar hun gelach en voel hoe de tranen over mijn wangen stromen.
Waarom lukt het anderen wel? Heb ik iets verkeerd gedaan? Was ik geen goede moeder?
Op een dag besluit ik het gesprek aan te gaan met Marieke. Als ze eindelijk langskomt – gehaast zoals altijd – vraag ik: ‘Marieke, waarom kom je zo weinig? Mis je me niet?’
Ze kijkt me aan alsof ik iets heel raars zeg. ‘Mam… Ik heb het druk! Je begrijpt niet hoe zwaar het is om alles te combineren: werk, kinderen, Bas… En dan nog jou erbij.’
‘Jou erbij?’ herhaal ik zacht.
Ze zucht diep en wrijft over haar voorhoofd. ‘Ik bedoel… Je vraagt veel van me.’
‘Ik vraag alleen om wat gezelschap,’ fluister ik.
Ze kijkt weg. ‘Misschien moet je inderdaad naar zo’n zorginstelling gaan. Daar zijn mensen die je kunnen helpen.’
Mijn hart breekt een beetje verder.
Die nacht lig ik wakker in bed. De stilte is oorverdovend. Ik denk aan vroeger: hoe Marieke huilde toen ze haar eerste vriendje verloor; hoe ze lachte toen ze haar diploma haalde; hoe ze me omhelsde na haar eerste bevalling.
Waar is die nabijheid gebleven? Wanneer zijn we elkaar kwijtgeraakt?
De volgende ochtend besluit ik hulp te zoeken bij de huisarts. ‘Ik voel me zo alleen,’ zeg ik tegen dokter Van Dijk.
Hij knikt begrijpend. ‘Eenzaamheid onder ouderen komt veel voor,’ zegt hij zacht. ‘Misschien kunt u naar een ontmoetingsgroep gaan? Of vrijwilligerswerk doen?’
Ik knik beleefd, maar diep vanbinnen weet ik dat niets het gemis aan Marieke kan vervangen.
Toch probeer ik het: ik ga naar een koffieochtend in het buurthuis. De andere ouderen praten over hun kleinkinderen, over vakanties naar Texel of Limburg. Ik lach mee, maar voel me een buitenstaander.
Op een dag belt Marieke onverwacht aan.
‘Mam…’ Ze kijkt onzeker. ‘Het spijt me van laatst.’
Mijn hart slaat over.
‘Ik weet dat ik soms bot ben,’ zegt ze zacht. ‘Maar het is gewoon zo veel allemaal…’
Ik pak haar hand vast – haar vingers koud en gespannen.
‘Ik mis je,’ fluister ik.
Ze kijkt me aan – eindelijk echt – en er welt een traan op in haar ooghoek.
‘Ik jou ook mam,’ zegt ze schor.
We zitten samen op de bank, zwijgend maar verbonden door iets ouds en dieps: liefde die nooit helemaal verdwijnt.
Toch weet ik dat niets ooit meer wordt zoals vroeger. De tijd heeft zijn sporen nagelaten – in mijn lichaam, in onze relatie.
Soms vraag ik me af: Had ik meer moeten loslaten? Of juist meer moeten vasthouden?
En wie zijn we nog voor elkaar als alles om ons heen verandert?
Wat betekent familie als liefde zo vaak overschaduwd wordt door eenzaamheid?