Toen ik in de ogen van mijn vader keek, vond ik geen woede, alleen spijt

‘Waarom heb je me nooit verteld wat er echt is gebeurd?’ Mijn stem trilde terwijl ik mijn moeder aankeek. Haar handen beefden terwijl ze de theedoek omdraaide, alsof ze hoopte dat het vlekje op het aanrecht belangrijker was dan mijn vraag.

‘Sanne, sommige dingen zijn beter als je ze niet weet,’ fluisterde ze. De regen tikte tegen het raam van onze flat in Amersfoort. Ik was 23, net afgestudeerd, en voor het eerst durfde ik haar echt te confronteren. Al mijn jeugd had ik haar versie van het verhaal geloofd: mijn vader Eric had ons verlaten toen ik drie was. Geen kaartjes, geen telefoontjes, alleen stilte. Mijn moeder Marieke was altijd de heldin geweest die alles alleen deed.

Maar die middag, terwijl ik haar aankeek, voelde ik iets knagen. Was het schuld? Angst? Of gewoon spijt?

‘Mam, ik heb recht op de waarheid. Ik ben geen kind meer.’

Ze draaide zich om, haar ogen rood van het huilen. ‘Soms is de waarheid te zwaar om te dragen.’

Ik wilde schreeuwen. Maar ik slikte het in. Het was altijd zo geweest: zwijgen, doorslikken, doorgaan. Tot die dag.

Een week later werd er aangebeld. Het was een druilerige woensdagmiddag. Ik verwachtte niemand. Toen ik de deur opendeed, stond er een man van in de vijftig voor me. Zijn jas was doorweekt, zijn haar grijs aan de slapen. Hij keek me aan met ogen die pijnlijk veel op de mijne leken.

‘Ben jij Sanne?’ vroeg hij zacht.

Mijn hart bonsde in mijn keel. ‘Ja?’

‘Ik ben Eric.’

Alles in mij verstijfde. Mijn benen voelden als lood. ‘Dat kan niet,’ fluisterde ik.

Hij glimlachte droevig. ‘Mag ik even binnenkomen? Ik wil je iets uitleggen.’

Ik liet hem binnen, meer uit automatisme dan uit overtuiging. In de woonkamer bleef hij staan, alsof hij bang was iets kapot te maken.

‘Je moeder heeft je vast veel verteld over mij,’ begon hij voorzichtig.

Ik knikte, mijn armen over elkaar geslagen.

‘Dat ik jullie heb verlaten.’

‘Dat klopt toch?’ Mijn stem klonk scherper dan bedoeld.

Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee, Sanne. Dat is niet het hele verhaal.’

Hij haalde diep adem en keek naar zijn handen. ‘Je moeder en ik… we waren jong. We maakten fouten. Maar ik heb nooit gewild dat jij daar de dupe van zou worden.’

Ik voelde woede opborrelen. ‘Waarom heb je dan nooit iets van je laten horen?’

Hij keek me aan met diezelfde droevige glimlach. ‘Ik heb het geprobeerd. Brieven gestuurd, gebeld… Maar je moeder wilde niet dat ik contact had.’

Mijn hoofd tolde. Alles wat ik dacht te weten, wankelde.

Die avond wachtte ik tot mijn moeder thuiskwam van haar werk in het ziekenhuis. Ze zag meteen dat er iets mis was.

‘Mam, Eric is hier geweest.’

Ze verstijfde, haar tas viel bijna uit haar hand.

‘Wat heeft hij gezegd?’

‘Dat jij hem hebt tegengehouden. Dat hij contact zocht.’

Ze zakte neer op de bank en begon te huilen zoals ik haar nog nooit had zien huilen.

‘Het spijt me zo, Sanne,’ snikte ze. ‘Ik was bang je kwijt te raken. Bang dat je hem liever zou hebben dan mij.’

De pijn in haar stem sneed door me heen. Maar tegelijkertijd voelde ik woede: al die jaren had ze me een deel van mezelf ontzegd.

De weken daarna waren een waas van gesprekken, verwijten en stilte aan tafel. Mijn moeder probeerde uit te leggen waarom ze had gedaan wat ze deed – haar angst voor verlating, haar onzekerheid na de scheiding, haar jaloezie toen Eric een nieuwe vriendin kreeg.

Eric en ik spraken af in een café aan het station. Hij vertelde over zijn leven: hoe hij naar Groningen was verhuisd voor werk, hoe hij opnieuw was getrouwd met Anja maar nooit kinderen had gekregen omdat hij mij al had verloren.

‘Elke verjaardag dacht ik aan je,’ zei hij zachtjes terwijl hij met zijn lepeltje in zijn koffie roerde.

Ik wist niet wat ik moest zeggen. Alles voelde onwerkelijk.

Thuis werd de sfeer steeds grimmiger. Mijn moeder voelde zich verraden omdat ik contact hield met Eric. Ze vond dat ik haar niet begreep.

‘Je weet niet wat het is om alles alleen te moeten doen!’ riep ze op een avond uit het niets tijdens het eten.

‘Misschien niet,’ antwoordde ik zacht, ‘maar jij weet ook niet hoe het is om zonder vader op te groeien terwijl hij er wél wilde zijn.’

Ze sloeg haar hand voor haar mond en liep huilend weg.

De maanden gingen voorbij. Ik probeerde een balans te vinden tussen mijn moeder en mijn vader – tussen loyaliteit en nieuwsgierigheid naar wie ik zelf was zonder hun verhalen.

Op een dag nodigde Eric me uit om mee te gaan naar het huis van zijn ouders in Friesland – mijn opa en oma die ik nooit had gekend. Ze ontvingen me met open armen en lieten fotoalbums zien vol beelden van een kleine Sanne op schoot bij Eric, foto’s die mijn moeder altijd had weggehouden.

‘We hebben je zo gemist,’ zei oma Truus terwijl ze mijn hand vasthield.

Ik voelde me verscheurd: blij om deze kant van mijn familie te leren kennen, maar schuldig tegenover mijn moeder die thuis alleen zat.

Op een avond zat ik alleen op mijn kamer en keek naar oude foto’s van mij en mama in het park, op vakantie aan de Zeeuwse kust – altijd met z’n tweeën, altijd lachend maar nu zag ik ook de vermoeidheid in haar ogen.

Ik besloot haar een brief te schrijven:
‘Lieve mam,
Ik weet dat je bang was mij kwijt te raken. Maar door mij niet alles te vertellen heb je me juist verder van je af geduwd. Ik hou van je, maar ik wil ook weten wie mijn vader is – wie ík ben. Kunnen we samen proberen dit een plek te geven?’

Ze kwam die avond mijn kamer binnen met rode ogen en ging naast me zitten op bed.
‘Het spijt me zo, Sanne,’ fluisterde ze opnieuw.
We huilden samen – voor alles wat verloren was gegaan en alles wat misschien nog kon komen.

De relatie met Eric bleef voorzichtig; we leerden elkaar opnieuw kennen tijdens wandelingen langs de Eem en gesprekken over muziek en boeken. Soms voelde het alsof we jaren moesten inhalen die nooit meer terugkwamen.

Toch bleef er iets wringen: kon ik ooit volledig vergeven? Of zou er altijd iets tussen ons blijven?

Nu zit ik hier aan tafel met een kop thee, kijkend naar de regen buiten en vraag me af: hoeveel van wie we zijn wordt bepaald door de verhalen die anderen ons vertellen? En durven we ooit echt onze eigen waarheid te zoeken?