Zaterdag in de Albert Heijn: Wanneer het leven in één klap verandert
‘Mevrouw, wilt u even meelopen?’ De stem van de caissière trilt lichtjes, maar haar blik is onverbiddelijk. Mijn handen beven als ik mijn boodschappentas doorzoek, opnieuw en opnieuw, hopend dat mijn portemonnee ergens tussen de appels en de melk verscholen ligt. Maar hij is weg. Mijn adem stokt. Achter me hoor ik het ongeduldige gezucht van andere klanten.
‘Ik… ik weet niet waar hij is,’ stamel ik. Mijn stem klinkt vreemd, alsof hij niet van mij is. ‘Hij zat net nog in mijn jaszak.’
De caissière knikt kort en drukt op een knopje onder haar kassa. ‘Het is protocol, mevrouw. Wilt u even wachten bij de servicebalie?’
Ik voel de blikken in mijn rug prikken terwijl ik naar de balie loop. Mijn wangen gloeien van schaamte. Alsof iedereen denkt dat ik dit expres doe, alsof ik een dief ben. De manager, een jonge vrouw met een paardenstaart, komt op me af.
‘Wat is er precies gebeurd?’ vraagt ze zacht.
‘Mijn portemonnee is weg. Ik… ik weet niet hoe.’
Ze knikt begrijpend, maar haar ogen glijden even naar de beveiligingscamera’s boven ons. ‘We zullen de beelden bekijken. Wilt u intussen uw naam en telefoonnummer opschrijven?’
Mijn handschrift trilt op het formulier. Marieke van Dijk. 06-…
Plotseling voel ik een hand op mijn schouder. Ik draai me om en kijk recht in het gezicht van mijn moeder, Ans. Ze woont vlakbij en komt hier ook altijd boodschappen doen op zaterdag.
‘Wat is er aan de hand, Marieke?’ vraagt ze bezorgd.
‘Mijn portemonnee is weg,’ fluister ik. ‘Ze denken misschien dat ik…’
‘Natuurlijk denken ze dat niet!’ zegt ze fel, maar haar ogen verraden twijfel.
De manager keert terug. ‘We hebben de politie gebeld, mevrouw Van Dijk. Dat is standaardprocedure bij vermissing of diefstal.’
Mijn maag draait om. De politie? Voor een kwijtgeraakte portemonnee?
‘Is dat echt nodig?’ hoor ik mezelf zeggen.
‘Het is voor uw eigen veiligheid,’ zegt de manager.
Mijn moeder zucht diep en pakt mijn hand vast. ‘Kom, we wachten samen.’
De minuten kruipen voorbij. Mijn gedachten razen: wat als iemand mijn pasjes gebruikt? Wat als ik nooit meer zonder schaamte deze winkel in kan? En waarom voelt dit alles zo oneerlijk?
Dan verschijnt er een agent in uniform bij de balie. ‘Mevrouw Van Dijk? Mag ik u een paar vragen stellen?’
Ik knik en probeer mijn tranen te bedwingen.
‘Wanneer heeft u uw portemonnee voor het laatst gezien?’
‘Toen ik mijn boodschappenlijstje pakte, zat hij nog in mijn jaszak.’
‘Heeft u iemand gezien die verdacht deed?’
Ik schud mijn hoofd. Alles lijkt nu verdacht: de man met het petje bij het brood, het meisje dat net iets te snel langs me liep bij de groente.
De agent noteert alles rustig en vraagt dan: ‘Is er iemand die u misschien zou willen schaden? Iemand uit uw omgeving?’
Mijn moeder verstijft naast me. Ik voel haar hand verkrampen.
‘Nee… tenminste…’ Ik aarzel. Ooit was er iemand die mij kwaad wilde doen, maar dat was lang geleden.
De agent kijkt me doordringend aan. ‘U twijfelt.’
Mijn moeder onderbreekt hem plotseling: ‘Dit is nergens voor nodig! Mijn dochter heeft niets verkeerd gedaan.’
‘We moeten alle opties openhouden, mevrouw,’ zegt de agent kalm.
Ik kijk naar mijn moeder. Haar gezicht is strak, haar lippen dunne streepjes. Opeens herinner ik me iets wat ik jaren heb weggestopt: de ruzies thuis, het geschreeuw van mijn vader, de klappen die soms vielen als hij te veel had gedronken.
Na zijn dood hebben we nooit meer over hem gesproken. Maar nu, hier in deze kille supermarkt, lijkt alles terug te komen.
‘Marieke…’ fluistert mijn moeder zachtjes als de agent even wegloopt om met de manager te praten. ‘Je moet weten dat sommige dingen niet jouw schuld zijn.’
Ik kijk haar verbaasd aan. ‘Waar heb je het over?’
Ze slikt moeizaam. ‘Er zijn dingen gebeurd vroeger… dingen waar jij niets aan kon doen.’
‘Bedoel je papa?’ vraag ik schor.
Ze knikt langzaam. ‘Hij was ziek, Marieke. Maar ik had je beter moeten beschermen.’
Ik voel een brok in mijn keel. ‘Waarom zeg je dit nu?’
Ze kijkt me aan met vochtige ogen. ‘Omdat ik zie hoe je jezelf altijd overal de schuld van geeft. Zelfs nu, terwijl jij gewoon je portemonnee bent kwijtgeraakt.’
De agent komt terug en onderbreekt ons gesprek. ‘We hebben op de camerabeelden gezien dat er iemand vlak achter u liep bij het schap met de melk. We gaan die persoon proberen te traceren.’
Ik knik dankbaar, maar mijn gedachten zijn bij mijn moeder en haar woorden.
Na een uur mogen we eindelijk naar huis. Mijn boodschappen staan nog steeds bij de balie; iemand heeft ze voor me apart gezet.
Thuis aangekomen plof ik op de bank neer. Mijn moeder zet thee en komt naast me zitten.
‘Weet je nog die keer dat je als kind je knuffel kwijt was?’ vraagt ze plotseling.
Ik glimlach flauwtjes. ‘Ja, toen dacht ik ook dat het mijn schuld was.’
Ze legt haar hand op mijn knie. ‘Soms gebeuren er dingen waar je geen controle over hebt.’
Die avond lig ik wakker in bed en denk aan alles wat er gebeurd is. Aan de schaamte in de supermarkt, aan de oude wonden die weer open zijn gegaan, aan mijn moeder die eindelijk iets losliet over vroeger.
De volgende ochtend word ik gebeld door de politie: ze hebben mijn portemonnee gevonden in een prullenbak vlakbij de winkel. Alles zit er nog in, behalve wat contant geld.
Ik voel opluchting, maar ook verdriet om alles wat deze gebeurtenis heeft losgemaakt.
Aan het ontbijt kijkt mijn moeder me aan en zegt: ‘Misschien moeten we vaker praten over vroeger.’
Ik knik langzaam. Misschien is het tijd om niet langer te zwijgen over wat er was.
Soms vraag ik me af: hoeveel van onze angsten nemen we mee uit het verleden zonder dat we het doorhebben? En hoeveel daarvan laten we ons leven bepalen? Wat zouden jullie doen als oude wonden plotseling weer openrijten door iets ogenschijnlijk kleins?