Hoe ik mijn opdringerige nichtje voorgoed leerde niet meer onaangekondigd op feestdagen langs te komen
‘Niet weer, alsjeblieft niet weer…’ Mijn hart bonkte in mijn keel terwijl ik de deurbel hoorde. Het was Eerste Kerstdag, buiten dwarrelde natte sneeuw over de stoep in Utrecht. Ik stond net in de keuken, een pan soep op het vuur, toen ik het gegil van kinderen hoorde door het trappenhuis. Mijn adem stokte.
‘Marloes! We zijn er!’ riep Sanne, mijn nichtje, met haar schelle stem. Ik hoorde haar man Bas al mopperen over de gladde stoep, en hun drie kinderen stormden de gang binnen alsof het hun eigen huis was.
Ik bleef even staan, mijn handen trillend om de pollepel. Dit was de vierde keer. Vier jaar op rij kwamen ze onaangekondigd op de feestdagen bij mij binnenvallen. Mijn moeder had altijd gezegd: ‘Familie is familie, Marloes. Je moet gastvrij zijn.’ Maar niemand vroeg ooit of ík dat wel wilde.
‘Wat ruikt het hier lekker! Heb je genoeg voor ons allemaal?’ Sanne trok haar jas uit en gooide hem over mijn stoel. De kinderen renden naar de kerstboom en begonnen aan de ballen te trekken. Bas plofte op de bank en zette meteen de tv aan.
‘Eh… ik had eigenlijk niet gerekend op bezoek,’ stamelde ik. Mijn stem klonk klein, verloren in het kabaal.
Sanne lachte. ‘Ach joh, jij kookt altijd veel te veel! Gezellig toch? We zijn familie.’
Ik voelde hoe mijn wangen warm werden van frustratie. Mijn eigen plannen voor een rustige kerst – een boek, een glas wijn, misschien een wandeling – verdwenen als sneeuw voor de zon.
‘Mam, mag ik een koekje?’ gilde hun jongste, terwijl ze met vieze handen over mijn witte bank kroop.
‘Marloes, heb je nog wijn?’ Bas keek niet eens op van zijn telefoon.
Ik slikte. ‘Ik… eh…’
‘Kom op, Marloes,’ zei Sanne, ‘doe niet zo moeilijk. Het is kerst!’
En daar stond ik dan. In mijn eigen huis, maar het voelde alsof ik nergens meer controle over had. Ik dacht aan vorig jaar, toen ze ook onaangekondigd kwamen en mijn hele keuken overhoop haalden. Of het jaar daarvoor, toen hun kinderen mijn planten kapot maakten en Sanne alleen maar lachte: ‘Ach, dat is toch niet erg?’
Die avond zat ik huilend op bed terwijl zij beneden nog tot laat lawaai maakten. Niemand had gevraagd hoe het met míj ging.
Maar dit jaar was anders. Dit jaar voelde ik iets in mij knappen.
‘Sanne,’ zei ik ineens hardop, ‘kunnen we even praten?’
Ze keek verbaasd op van haar telefoon. ‘Nu? Maar we zijn net binnen.’
‘Ja, nu.’ Mijn stem trilde, maar ik bleef staan.
We liepen naar de keuken. Ik voelde mijn hart bonzen in mijn borstkas.
‘Wat is er?’ vroeg ze, haar wenkbrauwen opgetrokken.
‘Ik…’ Ik zocht naar woorden. ‘Ik vind het niet fijn dat jullie elk jaar onaangekondigd langskomen met kerst. Ik heb ook behoefte aan rust. Aan tijd voor mezelf.’
Sanne lachte ongemakkelijk. ‘Maar Marloes, we zijn familie! Je weet toch dat wij niet zo van plannen zijn? Jij bent altijd zo flexibel.’
‘Dat ben ik niet,’ zei ik zacht. ‘Ik doe alsof omdat ik niemand wil teleurstellen. Maar eigenlijk voel ik me elk jaar overrompeld en alleen in mijn eigen huis.’
Ze keek me aan alsof ze me voor het eerst echt zag.
‘Dus… je wilt niet dat we komen?’
‘Niet zonder te vragen,’ zei ik. ‘En niet elk jaar met z’n allen tegelijk. Ik wil ook eens kerst op mijn manier vieren.’
Sanne zuchtte diep en keek weg. ‘Nou ja zeg…’
Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen, maar ik hield vol.
‘Ik wil niet onbeleefd zijn,’ zei ik snel, ‘maar dit kan zo niet langer.’
Ze zweeg even en liep toen terug naar de woonkamer.
‘Bas! Kinderen! We gaan!’ riep ze plotseling.
De kinderen protesteerden luidruchtig. Bas keek verstoord op van zijn telefoon.
‘Wat is er nou weer?’
‘Marloes wil kerst alleen vieren,’ zei Sanne scherp.
Het voelde alsof iedereen me aankeek alsof ik iets vreselijks had gedaan.
‘Nou ja zeg,’ mompelde Bas, terwijl hij zijn jas aantrok.
De kinderen begonnen te huilen omdat ze hun koekjes niet kregen.
Toen ze eindelijk weg waren – jassen slordig aangetrokken, tassen vergeten – bleef het stil achter in mijn huis. Ik stond midden in de woonkamer, tussen omgevallen stoelen en half opgegeten koekjes.
Mijn handen trilden nog steeds. Had ik het juiste gedaan? Was ik nu die egoïstische nicht waar iedereen over zou praten?
Die avond belde mijn moeder.
‘Wat heb je nou gedaan?’ vroeg ze zonder groet.
‘Mam…’
‘Sanne heeft me net gebeld. Ze zegt dat je haar het huis uit hebt gezet met kerst! Hoe kun je zoiets doen? Familie is alles!’
Ik voelde boosheid opborrelen. ‘Mam, ik kan dit niet meer. Elk jaar voel ik me overrompeld en niemand vraagt hoe het met mij gaat.’
Ze zuchtte diep. ‘Je weet toch dat Sanne het moeilijk heeft met Bas? Ze zoekt gewoon gezelligheid.’
‘En wie zorgt er voor mij?’ vroeg ik zacht.
Er viel een lange stilte aan de andere kant van de lijn.
‘Misschien had je het anders kunnen aanpakken,’ zei ze uiteindelijk koel.
Ik hing op en liet me op de bank zakken. De stilte in huis was oorverdovend – maar voor het eerst voelde die als vrijheid.
De dagen daarna kreeg ik boze appjes van familieleden: ‘Je had best wat flexibeler kunnen zijn’, ‘Kerst is samen zijn’, ‘Je stelt je aan’. Maar er waren ook twee neven die stiekem appten: ‘Goed gedaan, Marloes. Ik wou dat ik zo dapper was.’
Op oudejaarsavond zat ik alleen met een glas wijn en keek naar het vuurwerk boven de stad. Ik dacht aan alle keren dat ik mezelf had weggecijferd voor anderen – en hoe moeilijk het was geweest om eindelijk voor mezelf te kiezen.
Was dit het waard geweest? Had ik echt iets kapotgemaakt – of juist iets geheeld?
Misschien is familie niet altijd vanzelfsprekend gezelligheid. Misschien moet je soms vechten voor je eigen plek aan tafel.
Zou jij hetzelfde durven doen als ik? Of kies je toch voor de lieve vrede?