De erfenis die alles veranderde: Een familie in tweestrijd

‘Je liegt, Marieke! Je weet best dat mama het huis aan mij heeft beloofd!’ Bastiaan’s stem trilde van woede. Ik stond in de keuken, mijn handen om een kop thee geklemd, terwijl de woorden als messen door de kamer sneden. Mijn man, Bastiaan, stond tegenover zijn zus Marieke, zijn gezicht rood aangelopen.

‘Dat is niet waar! Jij hebt haar alleen maar omgepraat toen ze ziek was,’ snauwde Marieke terug. Haar ogen waren vochtig, haar handen trilden.

Ik voelde me gevangen tussen hen in. Sinds het overlijden van mijn schoonmoeder, mevrouw Van Dijk, was ons huis veranderd in een slagveld. De geur van haar parfum hing nog in de gang, haar pantoffels stonden nog naast de voordeur. Maar haar warme lach en zachte stem waren voorgoed verdwenen. Wat overbleef was een testament en een familie die langzaam uit elkaar viel.

De dagen na de begrafenis waren zwaar geweest. Iedereen was moe, verdrietig en prikkelbaar. Maar toen de notaris belde en vroeg of we langs wilden komen voor de bespreking van het testament, voelde ik een koude rilling over mijn rug gaan. Bastiaan had altijd gezegd dat hij het ouderlijk huis zou erven – het huis in Amersfoort waar hij was opgegroeid, waar we elke zondag koffie dronken met appeltaart. Maar Marieke dacht daar anders over.

‘Ze heeft het mij beloofd, Bastiaan. Jij was er nooit toen ze ziek werd. Ik heb haar verzorgd, ik heb haar naar het ziekenhuis gebracht!’ Marieke’s stem brak.

Bastiaan keek haar aan, zijn ogen donker. ‘En ik heb haar financieel geholpen! Zonder mij had ze de rekeningen niet kunnen betalen.’

Ik wilde iets zeggen, iets verzachtends, maar mijn keel voelde dichtgeknepen. Hoe kon ik kiezen tussen mijn man en zijn zus? Hoe kon ik bemiddelen als ik zelf ook niet wist wat rechtvaardig was?

De notaris – meneer De Groot – zat achter zijn bureau met een stapel papieren voor zich. Zijn stem was zakelijk en kil toen hij het testament voorlas. ‘Het huis aan de Vondellaan wordt nagelaten aan Bastiaan Van Dijk. De spaarrekening wordt verdeeld tussen Bastiaan en Marieke.’

Marieke’s gezicht vertrok. Ze stond abrupt op en liep zonder iets te zeggen de kamer uit. Bastiaan bleef roerloos zitten, zijn handen tot vuisten gebald op zijn knieën.

Die avond thuis was het stil. Bastiaan staarde voor zich uit, zijn gezicht bleek in het schemerlicht. ‘Heb ik hier wel recht op?’ vroeg hij zachtjes. ‘Misschien had mama het anders moeten doen.’

Ik legde mijn hand op zijn arm. ‘Je moeder heeft dit zo gewild.’ Maar zelfs terwijl ik het zei, voelde ik twijfel knagen aan mijn hart.

De weken daarna werden de spanningen alleen maar erger. Marieke stuurde boze appjes, beschuldigde Bastiaan van hebzucht en egoïsme. Haar man, Erik, belde zelfs op om te zeggen dat ze ‘nooit meer een voet in dat huis zouden zetten’. Mijn kinderen vroegen waarom tante Marieke niet meer langskwam.

Op een avond zat ik met Bastiaan aan tafel. De papieren van de notaris lagen tussen ons in. ‘Misschien moeten we het huis verkopen en het geld delen,’ zei ik voorzichtig.

Bastiaan schudde zijn hoofd. ‘Dat zou mama nooit gewild hebben.’

‘Maar wat als we zo onze familie verliezen?’ Mijn stem brak.

Hij keek me aan, zijn ogen vol verdriet. ‘Ik weet het niet meer, Eva. Alles voelt verkeerd.’

De dagen werden weken, de ruzies werden stiller maar niet minder pijnlijk. Op een dag stond Marieke ineens voor de deur, haar gezicht bleek en haar ogen rood van het huilen.

‘Mag ik binnenkomen?’ vroeg ze zacht.

Ik knikte en liet haar binnen. Ze ging aan tafel zitten en vouwde haar handen om een kop thee die ik voor haar neerzette.

‘Ik mis mama zo,’ fluisterde ze. ‘En ik mis jou, Bas.’

Bastiaan kwam erbij zitten, aarzelend eerst, maar toen legde hij zijn hand op die van haar.

‘Het spijt me,’ zei hij schor.

Ze huilden samen, hun tranen vermengden zich met herinneringen aan hun moeder – aan kerstmis in het oude huis, aan verjaardagen en zomers in de tuin.

Maar zelfs na dat moment bleef er iets tussen hen hangen – een onuitgesproken pijn, een kloof die niet zomaar te overbruggen was.

De familiebarbecue die zomer ging niet door. Mijn kinderen vroegen steeds minder naar hun tante en oom. De verjaardagskaartjes werden korter, de telefoontjes zeldzamer.

Soms lig ik ’s nachts wakker en vraag ik me af: had ik meer kunnen doen? Had ik harder moeten pleiten voor verdeling? Of is dit gewoon hoe families soms uit elkaar vallen – niet door één grote ruzie, maar door duizend kleine scheurtjes?

Wat is belangrijker: rechtvaardigheid of vergeving? En hoe vind je elkaar terug als geld belangrijker lijkt te worden dan liefde?