Mijn familie zijn echte parasieten: Hoe ik samen met Jasmina eindelijk onze grenzen stelde
‘Je meent het niet, Maarten! Zeg nou niet dat ze wéér komen logeren?’ Jasmina’s stem trilt van frustratie terwijl ze de vaatwasser dichtduwt. Ik kijk haar aan, mijn handen nog nat van het afwassen. ‘Ze belden net. Mijn moeder, mijn zus en haar kinderen. Ze willen dit weekend weer blijven slapen, want “het is zo gezellig bij jullie”.’
Het is alsof er een steen in mijn maag zinkt. Sinds we drie jaar geleden ons huis in Amersfoort kochten, is het nooit écht van ons geweest. Mijn familie – altijd op zoek naar gratis onderdak, een warme maaltijd en een plek waar de kinderen kunnen schreeuwen zonder dat iemand er wat van zegt – heeft ons huis veranderd in een soort jeugdherberg. Jasmina en ik droomden van een plek voor onszelf, een tuin waar we samen koffie konden drinken, misschien ooit een kleine sauna achterin. Maar telkens weer staan ze op de stoep.
‘En wat heb je gezegd?’ Jasmina’s ogen schieten vuur. Ze is opgegroeid in een klein gezin in Utrecht, waar bezoek werd aangekondigd en grenzen vanzelfsprekend waren. Mijn familie is anders. Mijn moeder belt niet om te vragen of het uitkomt; ze belt om te zeggen dat ze onderweg zijn.
‘Ik… Ik kon geen nee zeggen. Ze klonken zo enthousiast.’ Mijn stem klinkt zwak, zelfs voor mezelf.
Jasmina zucht diep en draait zich om. ‘Maarten, wanneer gaan we eindelijk eens voor onszelf kiezen? Dit is óns huis. We hebben nooit rust. Je zus laat haar kinderen overal speelgoed slingeren, je moeder commandeert me alsof ik haar huishoudster ben…’
Ik weet dat ze gelijk heeft. Maar ergens knaagt het schuldgevoel. Mijn vader overleed toen ik twaalf was; sindsdien voel ik me verantwoordelijk voor mijn moeder en zus. Toch begint het me op te breken.
Die vrijdagavond arriveert de karavaan: mijn moeder met haar rolkoffer, mijn zus Marieke met haar twee kinderen, Tijn en Lotte, die meteen de woonkamer overnemen met hun tablets en chips. Jasmina glimlacht gemaakt terwijl ze koffie inschenkt.
‘Wat gezellig dat jullie er zijn,’ zegt ze, maar haar ogen zoeken de mijne. Ik voel me schuldig en boos tegelijk.
‘Maarten, kun je even helpen met de koffers?’ vraagt mijn moeder terwijl ze haar jas over de stoel gooit. ‘En Jasmina, heb je misschien nog wat van die lekkere appeltaart?’
Ik zie hoe Jasmina’s kaakspieren spannen. Ze verdwijnt naar de keuken en ik volg haar.
‘Dit kan zo niet langer,’ fluistert ze fel. ‘We moeten grenzen stellen. Nu.’
Ik knik, maar mijn hart bonkt in mijn keel. Hoe vertel je je moeder dat ze niet meer welkom is wanneer ze wil? Hoe leg je uit dat je zus haar kinderen niet elke vakantie bij jou kan dumpen?
Die nacht lig ik wakker naast Jasmina. Haar ademhaling is onrustig. Ik denk aan hoe vaak ik mezelf heb weggecijferd voor mijn familie. Hoe vaak Jasmina haar eigen familie heeft moeten afzeggen omdat “de mijne er al was”.
De volgende ochtend barst de bom. Lotte gooit per ongeluk een glas sinaasappelsap over Jasmina’s nieuwe vloerkleed. Mijn moeder roept vanuit de keuken: ‘Ach joh, dat droogt wel op!’ Jasmina staat op, haar gezicht rood van woede.
‘Nee, dit droogt niet zomaar op! Dit is míjn huis! Jullie gedragen je alsof alles hier vanzelfsprekend is!’ Haar stem trilt.
Er valt een ijzige stilte. Mijn moeder kijkt gekwetst, Marieke rolt met haar ogen.
‘Nou zeg, wat een drama om een beetje sap,’ mompelt Marieke.
Ik voel hoe iets in mij knapt. ‘Nee Marieke, het is geen drama om sap. Het is drama omdat jullie altijd komen zonder te vragen, alles overnemen en nooit rekening houden met ons.’
Mijn moeder snuift verontwaardigd. ‘We zijn toch familie? Familie hoort elkaar te helpen.’
‘Ja mam,’ zeg ik zacht maar vastberaden, ‘maar familie hoort ook rekening te houden met elkaar. Dit huis is van Jasmina en mij. We willen ook tijd voor onszelf.’
De rest van het weekend hangt er een gespannen sfeer. Mijn moeder praat nauwelijks tegen Jasmina; Marieke zit vooral op haar telefoon. Als ze zondag vertrekken, zegt mijn moeder: ‘Nou, ik hoop dat jullie nog wel weten wat familie betekent.’
Jasmina sluit de deur en barst in tranen uit. Ik sla mijn armen om haar heen.
De weken daarna is het stil vanuit mijn familie. Geen telefoontjes, geen appjes. Ik voel me schuldig maar ook opgelucht. Voor het eerst in jaren hebben Jasmina en ik het huis voor onszelf.
Op een avond zitten we samen in de tuin met een glas wijn.
‘Denk je dat ze ooit zullen begrijpen waarom we dit deden?’ vraagt Jasmina zacht.
Ik haal mijn schouders op. ‘Misschien niet nu. Maar misschien ooit.’
Toch blijft het knagen. Heb ik het juiste gedaan? Had ik loyaler moeten zijn naar mijn familie? Of heb ik eindelijk gekozen voor mezelf – voor óns?
Soms vraag ik me af: hoeveel mag je jezelf opofferen voor familie? En wanneer is het tijd om je eigen geluk voorop te stellen? Wat zouden jullie doen als jullie in mijn schoenen stonden?