Op Elkaars Lip: Ons Leven in een Kleine Studio met een Peuter en een Onverwachte Gast
‘Jeroen, kun je alsjeblieft die schoenen opruimen? Daan struikelt er straks weer over!’ Marieke’s stem klinkt gespannen, haar ogen schieten van de stapel kinderspeelgoed naar de overvolle kapstok. Ik zucht en kijk naar het enige stukje vloer dat nog zichtbaar is tussen het bed, de kinderstoel en de wasmand. ‘Sorry, ik was net bezig met het ontbijt…’
Daan, onze vierjarige tornado, schiet op zijn sokken langs me heen. ‘Papa! Waar is mijn brandweerauto?’ roept hij, terwijl hij onder het bed duikt. Ik probeer te glimlachen, maar mijn hoofd bonkt al van de chaos. Het is zeven uur ’s ochtends in onze studio van 28 vierkante meter in Utrecht, en ik voel me alsof ik in een sardienenblikje leef.
Terwijl ik de schoenen onder het bed schuif, hoor ik Marieke’s telefoon trillen. Ze kijkt op het scherm en haar gezicht betrekt. ‘Het is mijn moeder,’ zegt ze zacht. ‘Ze… ze vraagt of ze vanavond mag langskomen. Ze klinkt overstuur.’
‘Natuurlijk,’ zeg ik, al voel ik mijn maag samenknijpen. Mijn schoonmoeder, Els, is een vrouw met een groot hart maar een nog grotere mening. Sinds haar scheiding vorig jaar is ze onrustig, zoekt ze houvast. Maar hier? In ons huisje waar we nauwelijks kunnen ademen?
Die avond zit Els op onze enige stoel, haar handen om een kop thee geklemd. ‘Het spijt me dat ik zo binnenval,’ zegt ze met trillende stem. ‘Maar… ik kan niet meer in mijn flat blijven. De huur is omhoog gegaan, en ik red het niet meer alleen.’
Marieke pakt haar hand. ‘Mam, je kunt hier blijven zolang je wilt.’
Ik knik, maar voel hoe mijn keel dichtknijpt. Waar moeten we haar laten? We hebben niet eens plek voor een extra matras.
De eerste nacht slaapt Els op de bank – of wat daarvoor doorgaat: een uitklapbare slaapbank die piept bij elke beweging. Daan vindt het geweldig: ‘Oma! Blijf je voor altijd logeren?’
Maar na drie dagen begint het te wringen. Els heeft haar koffers uitgepakt en haar spullen verspreid over onze toch al overvolle planken. Haar ochtendritueel – koffie zetten, radio aan op standje burengerucht – botst met ons gehaaste gezinsleven.
‘Jeroen, kun je niet wat stiller zijn als je je aankleedt? Ik probeer nog te slapen,’ moppert Els op een ochtend.
Ik bijt op mijn tong. ‘Sorry, maar ik moet om half acht de deur uit voor werk.’
Marieke probeert te bemiddelen. ‘Mam, misschien kun je je spullen in deze bak doen? Dan hebben we allemaal wat meer ruimte.’
Els kijkt gekwetst. ‘Ik ben hier ook niet voor mijn lol, hoor.’
’s Avonds als Daan eindelijk slaapt – zijn bedje staat naast ons eigen bed, gescheiden door een dun gordijn – zitten Marieke en ik zwijgend naast elkaar. De stilte is zwaar.
‘Dit gaat niet werken,’ fluister ik.
‘Wat moeten we dan? Ze heeft niemand anders,’ antwoordt Marieke met tranen in haar ogen.
De weken slepen zich voort. Kleine irritaties groeien uit tot ruzies. Els vindt dat wij Daan te veel laten gamen (‘Vroeger speelden kinderen buiten!’), Marieke ergert zich aan de stapels tijdschriften die overal opduiken, ik voel me steeds meer een indringer in mijn eigen huis.
Op een avond barst de bom.
‘Waarom moet die televisie altijd zo hard?’ snauwt Els terwijl ik probeer te ontspannen na een lange werkdag.
‘Misschien omdat ik nergens anders heen kan!’ roep ik terug voordat ik mezelf kan tegenhouden.
Daan begint te huilen. Marieke probeert hem te troosten, maar haar stem breekt.
‘Stop! Kunnen we alsjeblieft ophouden met elkaar zo af te snauwen?’ huilt ze.
We zwijgen alle drie. De stilte is oorverdovend.
Die nacht lig ik wakker naast Marieke, luisterend naar haar zachte gesnik en het gesnurk van Els aan de andere kant van het gordijn. Ik voel me schuldig – voor mijn ongeduld, voor mijn onvermogen om ruimte te maken voor iemand die het nodig heeft.
De volgende ochtend schuif ik voorzichtig naast Els aan tafel. ‘Het spijt me van gisteren,’ begin ik. ‘Dit is moeilijk voor iedereen.’
Els knikt langzaam. ‘Ik weet het, Jeroen. Ik wil jullie niet tot last zijn.’
‘Je bent familie,’ zegt Marieke zachtjes terwijl ze koffie inschenkt. ‘We vinden wel een oplossing.’
Langzaam verandert er iets. We maken afspraken: wie wanneer de badkamer gebruikt, waar spullen mogen liggen, wanneer we even alleen willen zijn. Het blijft behelpen – Daan wordt wakker van elk geluid, Els mist haar privacy, wij missen onze rust – maar er ontstaat ook iets nieuws: begrip.
Op een regenachtige zondagmiddag zitten we met z’n vieren op het bed naar oude foto’s te kijken. Els lacht om een kinderfoto van Marieke; Daan kruipt tegen haar aan en vraagt honderduit over vroeger.
‘Weet je,’ zegt Els zachtjes, ‘ik dacht altijd dat ik alles alleen moest doen. Maar misschien… misschien is samen zijn belangrijker dan ruimte hebben.’
Ik kijk naar mijn gezin – opgepropt in deze kleine kamer, maar dichter bij elkaar dan ooit.
Soms vraag ik me af: hoeveel ruimte heb je echt nodig om gelukkig te zijn? Of draait het uiteindelijk allemaal om wie er naast je zit als het leven even tegenzit?