Mijn dochter wil haar deel van het huis verkopen: Maar waar moet ik dan wonen?
‘Mam, ik heb besloten mijn deel van het huis te verkopen.’
De woorden van mijn dochter, Marieke, galmen nog na in mijn hoofd. Ik zit aan de keukentafel, mijn handen om een kop lauwe thee geklemd. Buiten regent het zachtjes, de druppels tikken ritmisch tegen het raam. Maar binnen stormt het.
‘Wat bedoel je, Marieke?’ Mijn stem trilt. ‘Je weet toch dat ik hier woon? Waar moet ik heen?’
Ze zucht diep, draait met haar vingers aan een pluk van haar blonde haar. ‘Mam, ik heb het geld nodig. Jasper en ik willen een huis kopen in Utrecht. De prijzen zijn belachelijk, we komen er anders nooit tussen.’
Ik voel hoe mijn hart samenknijpt. Dit huis, mijn thuis, is alles wat ik nog heb sinds mijn man, Willem, vijf jaar geleden overleed. Het is het huis waar ik ben opgegroeid, waar ik mijn kinderen groot heb gebracht. Mijn ouders lieten het mij na, en uit liefde voor mijn kinderen heb ik het jaren geleden op hun naam gezet – ieder de helft. Ik dacht dat ik daarmee hun toekomst veiligstelde.
‘En je broer dan?’ vraag ik zacht. ‘Heb je met Erik gesproken?’
Marieke haalt haar schouders op. ‘Erik woont toch in Groningen, die heeft er niets aan. Hij zei dat hij voorlopig niets wil verkopen.’
Ik voel me verscheurd tussen mijn kinderen. Erik is altijd de rustige geweest, de bemiddelaar. Maar sinds hij met zijn vriendin in het noorden woont, zie ik hem nauwelijks meer. Marieke is juist altijd ongeduldig geweest, impulsief.
‘Mam, je begrijpt het niet,’ zegt ze nu, haar stem schril. ‘Ik kan niet blijven wachten tot jij… tot jij er niet meer bent.’
De stilte die volgt is ondraaglijk. Ik weet dat ze bedoelt: tot ik dood ben. Mijn maag draait zich om.
Die nacht slaap ik nauwelijks. Ik hoor de regen harder worden, alsof de hemel zelf huilt om wat er gebeurt. In gedachten ga ik terug naar de dag dat ik besloot het huis op naam van mijn kinderen te zetten. Willem was net overleden en ik voelde me verloren. Mijn notaris, meneer Van Dijk, had me gewaarschuwd: ‘Mevrouw Smit, u geeft hiermee een deel van de controle uit handen.’ Maar ik wilde eerlijk zijn tegenover mijn kinderen.
Nu voelt het alsof ik mezelf buitenspel heb gezet.
De volgende ochtend bel ik Erik. Zijn stem klinkt slaperig aan de andere kant van de lijn.
‘Mam? Alles goed?’
‘Erik… Marieke wil haar deel van het huis verkopen.’
Er valt een lange stilte.
‘Dat meen je niet,’ zegt hij uiteindelijk. ‘Maar waar moet jij dan heen?’
‘Dat weet ik niet,’ fluister ik.
Hij zucht diep. ‘Mam, maak je geen zorgen. Ik ga met haar praten.’
Maar als Erik en Marieke elkaar spreken, loopt het uit op ruzie. Ze schreeuwen tegen elkaar aan de telefoon – verwijten vliegen over en weer.
‘Jij denkt alleen aan jezelf!’ roept Erik.
‘Jij snapt niet hoe moeilijk het is om hier een huis te kopen!’ schreeuwt Marieke terug.
Ik voel me machteloos tussen hen in staan. Mijn kinderen, die ooit samen hutten bouwden in de tuin, zijn nu vreemden voor elkaar geworden door geld en stenen.
Dagenlang loop ik rond met een steen in mijn maag. Ik probeer Marieke te begrijpen – de huizenmarkt is inderdaad krankzinnig in Nederland. Jongeren kunnen nauwelijks iets kopen zonder hulp van hun ouders. Maar waarom moet dat ten koste gaan van mij? Van ons gezin?
Op een avond zit ik alleen in de woonkamer als er wordt aangebeld. Het is Marieke, haar ogen rood van het huilen.
‘Mam…’ Ze snikt. ‘Het spijt me zo. Maar Jasper zet druk op me. Zijn ouders hebben hem geholpen, nu moet ik ook iets bijdragen…’
Ik trek haar tegen me aan en voel haar schouders schokken.
‘Ik wil je niet kwijt,’ fluistert ze.
‘Maar wat als de nieuwe eigenaar me eruit zet?’ vraag ik zacht.
Ze kijkt weg. ‘Misschien kun je bij Erik wonen? Of… misschien kun je huren?’
Huren? Met mijn AOW en een klein pensioen? De wachtlijsten voor sociale huurwoningen zijn eindeloos lang in onze stad. En bij Erik intrekken? Zijn appartement is klein en hij heeft zijn eigen leven opgebouwd.
De weken verstrijken en Marieke zet haar deel officieel te koop. Er komen makelaars over de vloer, vreemden die door mijn huis lopen en overal hun mening over geven.
‘Mooie lichtinval,’ zegt een vrouw terwijl ze haar hakken over mijn houten vloer laat tikken.
‘Maar die keuken is wel gedateerd,’ mompelt haar man.
Ik voel me een indringer in mijn eigen huis.
Op een dag komt er een bod van een jong stel: Sanne en Bart uit Amersfoort. Ze willen graag snel intrekken – ze verwachten hun eerste kind.
Marieke straalt als ze het nieuws brengt, maar ik voel alleen maar paniek.
‘Mam, dit is mijn kans,’ zegt ze zachtjes.
Ik knik zwijgend, maar binnenin schreeuw ik.
Erik belt me die avond weer op.
‘Mam, alsjeblieft… vecht voor jezelf. Je hebt recht om hier te blijven wonen.’
Maar hoe? Ik heb geen geld voor een advocaat en geen energie meer om te vechten.
De verkoop gaat door. Op de dag van de overdracht zit ik met trillende handen aan tafel bij de notaris. Sanne kijkt me vriendelijk aan.
‘We willen u er echt niet uitzetten,’ zegt ze voorzichtig. ‘Misschien kunnen we samen afspraken maken?’
Bart knikt instemmend. ‘We begrijpen dat dit uw thuis is.’
Voor het eerst voel ik een sprankje hoop – misschien hoef ik niet meteen weg. Maar zekerheid heb ik niet meer; alles hangt af van hun goede wil.
Als Marieke vertrekt met haar cheque in haar hand, kijk ik haar na door het raam. Ze zwaait even, maar haar blik is afgewend.
Die nacht lig ik wakker en denk aan alles wat verloren is gegaan: niet alleen stenen en muren, maar ook vertrouwen en verbondenheid binnen ons gezin.
Heb ik verkeerd gehandeld door alles eerlijk te willen verdelen? Of is dit gewoon hoe het leven soms loopt in Nederland anno nu – waar zelfs familiebanden onder druk komen te staan door woningnood en geldzorgen?
Zou jij hetzelfde hebben gedaan als jij in mijn schoenen stond? Of had jij je huis nooit gedeeld met je kinderen?