Verraad aan de keukentafel: Het verhaal van Marieke uit Amersfoort
‘Marieke, we moeten praten.’
Zijn stem trilde, net als zijn handen die om zijn koffiekopje klemden. Het was dinsdagavond, de kinderen lagen eindelijk in bed, en ik voelde meteen dat er iets niet klopte. Erik keek me niet aan. Mijn hart bonsde in mijn keel. ‘Wat is er?’ vroeg ik, al wetend dat het antwoord alles zou veranderen.
‘Ik… Ik heb iemand anders ontmoet.’
Het was alsof de grond onder mijn voeten wegzakte. De woorden hingen tussen ons in, zwaar en koud. Ik hoorde mezelf ademhalen, snel en oppervlakkig. ‘Wat bedoel je?’ Mijn stem klonk vreemd, alsof ik naar iemand anders luisterde.
Hij keek op, zijn ogen rood. ‘Het spijt me, Marieke. Ik wilde het je eerder vertellen, maar…’
‘Hoe lang al?’ onderbrak ik hem. Mijn handen trilden nu ook. Ik voelde woede, verdriet, ongeloof – alles tegelijk.
‘Sinds januari,’ fluisterde hij. Het was nu mei.
Ik stond op, duwde mijn stoel met een klap naar achteren. ‘Dus al vijf maanden lieg je tegen me? Tegen de kinderen?’
Hij knikte. ‘Het was niet gepland. Ik…’
‘Hou op!’ schreeuwde ik. ‘Niet gepland? Je hebt een keuze gemaakt, Erik!’
De stilte die volgde was ondraaglijk. Ik liep naar het raam, staarde naar de lege straat in onze wijk in Amersfoort. De lantaarnpalen wierpen lange schaduwen op het natte asfalt. Alles voelde ineens vreemd en vijandig.
Die nacht sliep ik niet. Ik hoorde de klok tikken, het zachte gesnurk van onze hond Max beneden. In mijn hoofd draaiden beelden van verjaardagen, vakanties op Texel, Sinterklaasavonden – alles wat we samen hadden opgebouwd. Was het allemaal een leugen geweest?
De volgende ochtend moest ik doen alsof alles normaal was voor de kinderen. Lotte van acht vroeg of papa haar naar school bracht. Erik stond al met zijn jas aan in de gang, zijn gezicht bleek. ‘Nee lieverd, mama brengt je vandaag,’ zei ik snel.
Aan het schoolplein probeerde ik niet te huilen toen ik andere moeders zag lachen en kletsen. Niemand wist wat er zich afspeelde achter onze voordeur.
Thuis zat ik aan de keukentafel, starend naar de lege stoel van Erik. Mijn telefoon trilde: een appje van mijn zus Anouk.
‘Hoe is het? Zin om straks te bellen?’
Ik typte: ‘Nee.’
Ze belde toch.
‘Mariek? Wat is er aan de hand?’ Haar stem klonk bezorgd.
Ik slikte. ‘Erik heeft iemand anders.’
Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn. Toen hoorde ik haar ademhaling versnellen. ‘Wat?! Sinds wanneer?’
‘Sinds januari.’
‘Die klootzak,’ siste ze. ‘Wat ga je doen?’
‘Ik weet het niet,’ fluisterde ik.
De dagen daarna voelde alles als een waas. Erik sliep op zolder, ik beneden op de bank. We spraken elkaar nauwelijks. De kinderen merkten dat er iets mis was; Lotte werd stil en trok zich terug, terwijl Daan van vijf juist drukker werd en steeds vaker ruzie maakte met zijn zus.
Op een avond kwam mijn moeder langs. Ze bracht appeltaart mee – haar manier om troost te bieden.
‘Lieverd, je hoeft hier niet doorheen alleen,’ zei ze terwijl ze mijn hand vasthield.
‘Ik weet niet of ik hem kan vergeven,’ snikte ik.
Ze zuchtte diep. ‘Vergeven is niet hetzelfde als vergeten. Maar je moet eerst voor jezelf kiezen.’
Dat bleef in mijn hoofd hangen: voor mezelf kiezen. Maar hoe doe je dat als je hele leven om je gezin draait?
Erik probeerde met me te praten, maar elke keer als hij begon over “spijt” of “gevoelens”, sloeg ik dicht.
Op een avond – het regende hard – stond hij ineens voor me in de woonkamer.
‘Marieke, ik wil dat je weet dat het niet jouw schuld is.’
Ik lachte bitter. ‘Nee? Wie dan wel? Wie heeft er gekozen om ons gezin kapot te maken?’
Hij keek naar zijn schoenen. ‘Ik weet het niet meer.’
‘Ga dan weg,’ fluisterde ik. ‘Alsjeblieft.’
Die nacht pakte hij zijn spullen en vertrok naar een vriend in Vathorst.
De weken daarna waren een hel. Overal waar ik keek zag ik herinneringen aan ons samen: de foto’s aan de muur, zijn slippers bij de deur die ik uiteindelijk in een vuilniszak stopte en in de schuur zette.
De kinderen stelden steeds meer vragen.
‘Komt papa nog terug?’ vroeg Daan op een avond terwijl ik hem instopte.
Mijn hart brak opnieuw. ‘Papa en mama moeten even nadenken over dingen,’ zei ik voorzichtig.
Lotte kwam later die avond naar beneden geslopen. Ze kroop bij me op de bank en begon te huilen.
‘Is het mijn schuld?’ snikte ze.
Ik trok haar stevig tegen me aan. ‘Nee lieverd, nooit.’
Op een dag stond Erik ineens weer voor de deur, met bloemen en een brief.
‘Mag ik binnenkomen?’ vroeg hij zacht.
Ik aarzelde, maar liet hem binnen.
Hij gaf me de brief en bleef staan terwijl ik hem las:
“Lieve Marieke,
Ik heb alles verpest en daar heb ik geen excuus voor. Ik mis jou, de kinderen, ons leven samen. Maar ik begrijp als je me nooit meer wilt zien.”
Mijn handen trilden toen ik klaar was met lezen.
‘Wat wil je van mij?’ vroeg ik uiteindelijk.
Hij haalde diep adem. ‘Een kans om het goed te maken – als dat kan.’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Dat kan niet zomaar.’
We praatten uren die avond – over alles wat mis was gegaan, over hoe we elkaar kwijt waren geraakt in de drukte van werk, kinderen, verplichtingen. Maar ook over pijn die niet zomaar weggaat.
Mijn familie vond dat ik hem moest laten gaan. Anouk was fel: ‘Hij verdient jou niet meer!’ Mijn moeder was milder: ‘Mensen maken fouten, maar jij bepaalt wat goed is voor jou.’
De maanden gingen voorbij. Ik ging weer werken op de basisschool waar ik lesgaf; collega’s vroegen bezorgd hoe het ging, maar ik hield het vaag.
Langzaam vond ik mezelf terug – in kleine dingen: fietsen langs de Eem, koffie drinken met vriendinnen op het terras bij De Krommestraat, lachen om iets doms wat Daan zei.
Erik bleef contact zoeken; soms haatte ik hem daarom, soms miste ik hem verschrikkelijk.
Op een dag – het was herfst geworden – zat ik weer aan diezelfde keukentafel waar alles begon. De kinderen speelden buiten met hun buurvriendjes; Max lag te slapen aan mijn voeten.
Ik dacht aan vergeven – niet voor hem, maar voor mezelf. Want vasthouden aan woede vrat me op van binnen.
Misschien is vergeven niet hetzelfde als vergeten of goedkeuren wat er gebeurd is. Misschien is het loslaten zodat je zelf weer kunt ademen.
Soms vraag ik me af: hoe bouw je iets nieuws op uit de scherven van wat ooit heel was? En als liefde ooit zo vertrouwd voelde – kun je dan ooit nog echt iemand vertrouwen?