Tussen Mijn Moeder en Mijn Vrouw: De Strijd om Mark’s Hart

‘Mark, waarom moet je altijd eerst je moeder bellen voordat je met mij overlegt?’ Mijn stem trilt, maar ik probeer kalm te blijven. Mark kijkt me aan, zijn ogen vol vermoeidheid. ‘Sanne, het is gewoon… Ze vraagt het, en ik wil haar niet teleurstellen. Ze is alleen sinds papa dood is.’

Ik zucht diep. Het is weer zo’n avond waarop de spanning in ons huis te snijden is. Buiten tikt de regen tegen het raam van ons rijtjeshuis in Amersfoort. Binnen voel ik me steeds meer een indringer in mijn eigen leven. Sinds onze bruiloft, nu drie jaar geleden, lijkt het alsof ik Mark moet delen met zijn moeder, Marijke. Elke dag belt ze hem – soms zelfs drie keer. Haar stem klinkt altijd luid door de telefoon: ‘Markje, heb je al gegeten? Markje, vergeet je niet je jas aan te doen? Markje, weet je nog hoe ik dat vroeger deed?’

Ik probeer begripvol te zijn. Natuurlijk heeft ze het moeilijk sinds haar man, Willem, plotseling overleed aan een hartaanval. Maar soms voelt het alsof haar verdriet een schaduw werpt over ons geluk. Mark is haar enige zoon, haar alles. En ik? Ik ben de vrouw die haar plek heeft ingenomen.

‘Sanne, je weet dat ze het niet slecht bedoelt,’ zegt Mark zachtjes. ‘Ze is gewoon bezorgd.’

‘Bezorgd? Of controlerend?’ Mijn woorden zijn scherper dan ik bedoel. Ik zie Mark’s schouders verstrakken.

De volgende ochtend hoor ik hem weer fluisteren in de keuken. ‘Ja mam, ik kom vanmiddag wel even langs. Nee, Sanne hoeft niet mee als ze niet wil.’

Mijn maag draait om. Waarom mag ik nooit mee? Waarom voel ik me altijd buitengesloten? Ik besluit het er met mijn vriendin Lotte over te hebben tijdens onze lunchpauze op kantoor.

‘Sanne, dit klinkt niet gezond,’ zegt Lotte terwijl ze haar koffie roert. ‘Je moet Mark duidelijk maken dat jij ook zijn aandacht verdient.’

‘Maar hoe dan? Elke keer als ik erover begin, voelt hij zich schuldig. Alsof ik hem dwing te kiezen tussen ons.’

Lotte knikt begrijpend. ‘Misschien moet je eens met Marijke praten. Zonder Mark erbij.’

Het idee alleen al maakt me nerveus, maar ergens weet ik dat Lotte gelijk heeft.

Die zaterdag sta ik met trillende handen voor Marijke’s deur in Soest. Ze opent de deur met haar bekende glimlach – een glimlach die nooit helemaal haar ogen bereikt als ze mij ziet.

‘Sanne! Wat een verrassing. Kom binnen.’

Binnen ruikt het naar erwtensoep en oude fotoalbums liggen verspreid over de tafel.

‘Marijke, mag ik eerlijk met u zijn?’ begin ik voorzichtig.

Ze kijkt me onderzoekend aan. ‘Natuurlijk, kind.’

‘Ik voel me soms… buitengesloten. Alsof Mark tussen ons in staat.’

Ze lacht kort, maar haar ogen worden koud. ‘Ach meisje, jij bent nog jong. Je begrijpt niet wat het is om een kind te verliezen aan een ander.’

‘Maar u verliest hem toch niet? We kunnen samen een familie zijn.’

Ze schudt haar hoofd. ‘Jij neemt hem mee naar jouw wereld. Jouw regels, jouw plannen. Maar wie zorgt er straks voor mij?’

Ik slik. ‘Mark en ik willen samen een toekomst opbouwen. Maar dat lukt niet als hij zich altijd schuldig voelt tegenover u.’

Ze zwijgt lang en kijkt uit het raam naar de grijze lucht.

‘Misschien heb je gelijk,’ zegt ze uiteindelijk zacht. ‘Maar het doet pijn om los te laten.’

Als ik thuiskom die avond, zit Mark op de bank met zijn hoofd in zijn handen.

‘Mam belde,’ zegt hij zonder op te kijken. ‘Ze zei dat jullie gepraat hebben.’

Ik knik en ga naast hem zitten.

‘Mark, ik wil niet dat je kiest tussen ons. Maar ik wil wel dat wij ook prioriteit krijgen.’

Hij kijkt me eindelijk aan, tranen in zijn ogen.

‘Ik weet niet hoe ik dat moet doen zonder haar pijn te doen.’

De weken daarna verandert er weinig. Marijke blijft bellen, Mark blijft gaan. Ik voel me steeds eenzamer worden in mijn eigen huwelijk.

Op een avond barst de bom tijdens een etentje bij ons thuis. Marijke heeft zichzelf uitgenodigd en bekritiseert alles: mijn kookkunsten (‘Vroeger maakte ík altijd stamppot voor Mark’), onze inrichting (‘Zo kil allemaal’), zelfs onze kinderwens (‘Zou je daar wel mee wachten?’).

Na afloop sta ik trillend af te wassen als Mark binnenkomt.

‘Waarom zeg je nooit iets tegen haar?’ snik ik.

Hij slaat zijn armen om me heen, maar ik duw hem weg.

‘Ik kan dit niet meer, Mark! Ik voel me tweede keus in mijn eigen huis!’

Hij kijkt me aan alsof hij me voor het eerst echt ziet.

‘Misschien moeten we hulp zoeken,’ fluistert hij.

We gaan samen naar relatietherapie. Daar hoor ik voor het eerst hoe diep Marks loyaliteit zit – hoe hij zich verantwoordelijk voelt voor het geluk van zijn moeder sinds zijn vader stierf.

‘Maar wie zorgt er voor jouw geluk?’ vraagt de therapeut zachtjes.

Mark huilt. Ik huil mee.

Langzaam leren we grenzen stellen. Mark belt zijn moeder minder vaak en nodigt haar uit om samen iets met ons te doen – niet alleen met hem. Marijke sputtert tegen, maar merkt dat ze welkom is als ze mij ook respecteert.

Het blijft moeilijk. Soms voel ik nog steeds de oude pijn opvlammen als Mark zijn telefoon pakt zodra zij belt. Maar we praten erover – echt praten – en dat helpt.

Op een dag zitten we samen op de bank als Mark mijn hand pakt.

‘Dankjewel dat je bent gebleven,’ zegt hij zacht.

Ik glimlach door mijn tranen heen.

Soms vraag ik me af: hoeveel kan liefde verdragen voordat het breekt? En hoeveel moed heb je nodig om voor jezelf én voor elkaar te kiezen?