Waarom Vergelijkt Hij Mij Altijd Met Zijn Ex?

‘Waarom kun je niet gewoon een beetje meer zoals Anouk zijn?’ De woorden van Jeroen snijden door me heen als een mes. Ik sta in de keuken, mijn handen trillend boven de vaatwasser, terwijl ik probeer te begrijpen wat er nu weer misging. Zijn moeder komt vanavond eten en blijkbaar heb ik de verkeerde wijn gekocht. Witte wijn, terwijl zij altijd rood drinkt. Anouk wist dat altijd, zegt hij. Anouk vergat zulke dingen nooit.

‘Misschien omdat ik niet Anouk bén,’ fluister ik, maar Jeroen hoort me niet of doet alsof. Hij loopt alweer naar de woonkamer, zijn telefoon in de hand, waarschijnlijk om zijn moeder te bellen dat ze haar eigen wijn moet meenemen. Ik voel tranen branden achter mijn ogen, maar ik slik ze weg. Niet nu, niet weer.

Sinds ik met Jeroen ben getrouwd, lijkt het alsof ik in de schaduw leef van een vrouw die ik nooit heb ontmoet. Anouk, zijn ex-vrouw. Ze was perfect, volgens zijn familie. Altijd attent, altijd vriendelijk, altijd alles onder controle. En ik? Ik ben gewoon Marieke. Ik vergeet dingen, ik struikel over mijn woorden als ik zenuwachtig ben en ik voel me nooit op mijn gemak bij zijn moeder.

De eerste keer dat ik haar ontmoette, was tijdens een familiediner in Haarlem. Jeroen had me gewaarschuwd: ‘Ze kan een beetje kritisch zijn, maar trek het je niet aan.’ Maar toen ze me aankeek met die kille blik en vroeg: ‘En wat doe jij eigenlijk voor werk?’, voelde ik me meteen klein. Ik vertelde haar over mijn baan als basisschoollerares, maar haar mondhoeken trokken nauwelijks omhoog.

‘Anouk werkte bij een advocatenkantoor,’ zei ze later tegen Jeroen, net hard genoeg zodat ik het kon horen. ‘Dat was pas ambitie.’

Vanaf dat moment wist ik dat ik nooit zou winnen. Niet tegen Anouk, niet tegen zijn moeder en misschien zelfs niet tegen Jeroen zelf.

De maanden gingen voorbij en elke keer als er iets misging – een vergeten verjaardag, een aangebrande ovenschotel, een ongemakkelijke stilte tijdens het eten – kwam haar naam weer ter sprake. ‘Anouk had altijd een lijstje met verjaardagen op de koelkast hangen.’ ‘Anouk maakte de beste lasagne.’ ‘Anouk wist altijd precies wat mijn moeder leuk vond.’

Op een avond, toen Jeroen weer eens begon over hoe goed Anouk met zijn moeder kon opschieten, barstte ik uit.

‘Waarom vergelijk je me steeds met haar? Ben ik niet genoeg?’ Mijn stem trilde van woede en verdriet.

Jeroen keek me verbaasd aan, alsof hij zich van geen kwaad bewust was. ‘Ik bedoel het niet slecht, Marieke. Maar soms denk ik gewoon… misschien zou het makkelijker zijn als je wat meer op haar leek.’

Die woorden bleven dagenlang door mijn hoofd spoken. Misschien zou het makkelijker zijn… voor wie? Voor hem? Voor zijn moeder? En wat bleef er dan nog over van mij?

Ik probeerde het. Echt waar. Ik kocht rode wijn, leerde haar lasagnerecept uit mijn hoofd en schreef alle verjaardagen op een groot vel papier dat ik op de koelkast hing. Maar het voelde niet als mezelf. Het voelde als toneelspelen in een rol die niet voor mij geschreven was.

Op een zondagmiddag zat ik met mijn moeder in het park in Utrecht. Ze keek me aan en zei: ‘Je bent zo stil de laatste tijd. Wat is er aan de hand?’

Ik vertelde haar alles. Over Jeroen, over zijn moeder, over Anouk die als een schaduw tussen ons in stond.

‘Lieve schat,’ zei ze zacht, ‘je hoeft niet iemand anders te zijn om geliefd te worden. Als hij dat niet ziet… dan verdient hij jou misschien niet.’

Haar woorden deden pijn omdat ze waar waren. Maar wat moest ik dan? Alles opgeven? Mijn huwelijk beëindigen omdat ik niet kon voldoen aan verwachtingen die nooit de mijne waren?

Die avond probeerde ik met Jeroen te praten.

‘Kunnen we alsjeblieft stoppen met die vergelijkingen?’ vroeg ik voorzichtig. ‘Ik ben Marieke. Ik ben niet Anouk en dat zal ik nooit zijn.’

Hij zuchtte diep en keek weg. ‘Mijn moeder vindt het gewoon moeilijk om te wennen aan iemand anders.’

‘Maar wat vind jíj?’ vroeg ik.

Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik weet het niet.’

Dat was het moment waarop iets in mij brak. Niet omdat hij me niet verdedigde tegenover zijn moeder, maar omdat hij zelf niet wist wie hij wilde dat ik was.

De weken daarna werd het alleen maar stiller tussen ons. We leefden langs elkaar heen; gesprekken gingen over boodschappen en rekeningen, nooit meer over onszelf of onze dromen.

Op een dag kwam zijn moeder onverwacht langs. Ze keek rond in ons huis en zei: ‘Je hebt het gezellig gemaakt… maar Anouk had altijd verse bloemen op tafel staan.’

Ik glimlachte beleefd en knikte, maar vanbinnen voelde ik woede opborrelen die ik nauwelijks kon onderdrukken.

Toen ze weg was, barstte ik in tranen uit. Jeroen kwam naast me zitten maar wist niets te zeggen.

‘Ik kan dit niet meer,’ snikte ik. ‘Ik wil mezelf niet verliezen om iemand te worden die jullie willen zien.’

Hij keek me aan met een blik die ik niet kon peilen – spijt? Onbegrip? Of gewoon vermoeidheid?

‘Misschien moeten we even afstand nemen,’ zei hij uiteindelijk zacht.

En zo gebeurde het dat ik na drie jaar huwelijk weer bij mijn ouders introk. Mijn kamer rook nog naar lavendel, net als vroeger. Ik voelde me leeg maar ook opgelucht; eindelijk hoefde ik even niemand anders te zijn dan mezelf.

De weken alleen gaven me tijd om na te denken over wie ik was en wat ik wilde. Ik sprak af met vriendinnen die me herinnerden aan wie Marieke was vóór Jeroen – spontaan, vrolijk, vol plannen voor de toekomst.

Langzaam kwam het besef dat liefde geen wedstrijd is met geesten uit het verleden. Dat je niet hoeft te concurreren met iemand die je nooit zult zijn.

Na twee maanden belde Jeroen me op.

‘Kunnen we praten?’ vroeg hij aarzelend.

We spraken af in een café in Amersfoort. Hij zag er moe uit, ouder misschien zelfs.

‘Het spijt me,’ zei hij meteen. ‘Ik heb je tekortgedaan door je steeds te vergelijken met Anouk. Ik weet nu dat dat oneerlijk was.’

Ik knikte alleen maar; woorden leken ineens zo onbelangrijk.

‘Wil je nog terugkomen?’ vroeg hij tenslotte.

Ik dacht aan alles wat er gebeurd was – aan de pijn, de onzekerheid, de eindeloze vergelijkingen – en wist dat het antwoord nee moest zijn.

‘Ik wil mezelf niet meer verliezen,’ zei ik zacht. ‘Niet voor jou, niet voor je moeder en zeker niet voor iemand die allang weg is.’

We namen afscheid zonder drama of verwijten; alleen met verdriet om wat had kunnen zijn.

Nu woon ik weer alleen in Utrecht. Mijn huis is klein maar voelt als thuis – met of zonder verse bloemen op tafel.

Soms vraag ik me af: waarom laten we ons zo vaak definiëren door de verwachtingen van anderen? Wanneer is het genoeg om gewoon jezelf te zijn?