Toen ik hem weer zag op de dansvloer: een onverwachte ontmoeting in het sanatorium
‘Wil je dansen?’
Zijn stem sneed door het geroezemoes van de zaal, warm en tegelijk zo bekend dat mijn hart een slag oversloeg. Ik keek op, recht in de ogen van iemand die ik al jaren niet had gezien. Mijn hand bleef halverwege de beweging hangen, alsof mijn lichaam niet kon beslissen tussen vluchten of toegeven aan de impuls van het moment.
‘Joris?’ fluisterde ik, bijna niet hoorbaar boven het geluid van de band.
Hij glimlachte, een beetje schuchter, precies zoals vroeger. ‘Ja, Anne. Het is echt lang geleden.’
Ik voelde hoe mijn wangen rood werden. De geur van zijn aftershave – nog steeds hetzelfde als toen we zestien waren – mengde zich met de muffe lucht van het oude sanatorium. Ik had me ingeschreven voor deze potańcówka om even te ontsnappen aan de sleur van thuis, aan de zorg voor mijn zieke moeder en het eindeloze gekibbel met mijn zus Marieke over wie wat moest doen. Romantiek stond niet op mijn lijstje. Maar nu stond ik hier, op een dansvloer in een onbekende stad, tegenover de jongen die ooit mijn hele wereld was.
‘Kom,’ zei hij zacht, en hij pakte mijn hand. Zijn vingers waren warm en stevig. Ik liet me meevoeren naar het midden van de zaal, waar de muziek net overschakelde naar een langzame wals.
‘Wat doe jij hier?’ vroeg ik terwijl we begonnen te dansen. Mijn stem trilde.
‘Mijn vader is hier opgenomen,’ antwoordde hij. ‘Hij heeft een beroerte gehad. Ik kom hem elke dag bezoeken. En jij?’
Ik slikte. ‘Mijn moeder… Alzheimer. Ze herkent me soms niet meer.’
We zwegen even, gevangen in onze eigen gedachten en herinneringen. De muziek vulde de leegtes tussen onze woorden.
‘Weet je nog,’ begon Joris aarzelend, ‘hoe we stiekem naar het meer fietsten na school? Hoe we dachten dat niemand ons ooit zou vinden?’
Ik lachte schor. ‘En hoe je altijd zei dat je met me zou trouwen als we volwassen waren.’
Hij kneep zachtjes in mijn hand. ‘Misschien was ik toen eerlijker dan ik ooit daarna ben geweest.’
De avond vorderde. We dansten, praatten, zwegen samen. Alles voelde tegelijk vertrouwd en vreemd. Ik vertelde hem over mijn werk als verpleegkundige in Utrecht, over mijn scheiding van Pieter – hoe hij na tien jaar huwelijk ineens besloot dat hij ‘vrijheid’ nodig had. Joris vertelde over zijn dochtertje Noor, die hij om het weekend zag sinds zijn vrouw hem had verlaten voor haar yogaleraar.
‘Het leven loopt nooit zoals je denkt,’ zei hij zacht.
Ik knikte. ‘Soms vraag ik me af of ik ergens een verkeerde afslag heb genomen.’
De band speelde hun laatste nummer en langzaam liep de zaal leeg. Buiten rookte Joris een sigaret onder de oude kastanjeboom bij de ingang. Ik stond naast hem, voelde de koele nachtwind op mijn blote armen.
‘Wil je nog even wandelen?’ vroeg hij.
We liepen zwijgend langs het verlaten pad achter het sanatorium. De maan scheen op het natte gras, ergens ritselde een egel in de struiken.
‘Waarom ben jij eigenlijk weggegaan na het eindexamen?’ vroeg ik plotseling. De vraag brandde al jaren op mijn lippen.
Joris zuchtte diep. ‘Mijn moeder wilde dat ik ging studeren in Groningen. Ze dacht dat jij me zou afleiden. En ik… ik was te laf om tegen haar in te gaan.’
Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen. ‘Ik heb je zo gemist toen.’
Hij keek me aan, zijn gezicht half verlicht door het maanlicht. ‘Ik jou ook.’
We stonden stil. Zijn hand vond de mijne weer, vanzelfsprekend als vroeger. Heel even dacht ik dat hij me zou kussen, maar hij deed het niet.
‘Anne…’
Op dat moment ging mijn telefoon af – Marieke.
‘Mam is gevallen,’ snikte ze door de telefoon. ‘Ze wil alleen jou zien.’
De betovering brak. Ik keek Joris aan, voelde paniek opkomen.
‘Ik moet gaan,’ stamelde ik.
Hij knikte begrijpend. ‘Natuurlijk. Ga maar.’
De rest van de nacht reed ik door donkere polderwegen terug naar huis, mijn hart bonzend van emoties die ik jaren had weggestopt. Thuis trof ik Marieke aan bij mam’s bed, haar ogen rood van het huilen.
‘Waarom moet jij altijd degene zijn die alles oplost?’ beet ze me toe terwijl ze haar jas pakte om naar huis te gaan.
‘Omdat jij altijd wegloopt als het moeilijk wordt!’ schoot ik terug.
We stonden tegenover elkaar, twee volwassen vrouwen die nog steeds vochten om moeders goedkeuring – of misschien gewoon om elkaars liefde.
Die nacht zat ik aan mam’s bed, luisterend naar haar onrustige ademhaling. In gedachten danste ik opnieuw met Joris onder de lampionnen van het sanatorium, verlangend naar een eenvoudiger tijd waarin alles nog mogelijk leek.
De dagen daarna probeerde ik Joris uit mijn hoofd te zetten, maar zijn stem bleef in mijn hoofd echoën: ‘Misschien was ik toen eerlijker dan ik ooit daarna ben geweest.’
Een week later kreeg ik een kaartje: “Voor als je weer wilt dansen – Joris.”
Ik hield het kaartje vast en vroeg me af: durf ik opnieuw te kiezen voor mezelf? Of blijf ik gevangen in de rol die anderen voor mij bedacht hebben?
Soms vraag ik me af: hoeveel tweede kansen krijgt een mens eigenlijk? Wat zouden jullie doen als je ineens oog in oog stond met je eerste liefde?